1191 derd, zonder aan het bepaalde in artikel 9 te hebben voldaan, wordt in het algemeen riet bij zijn wapen teruggeplaatst. De commandant van het leger kan echter bij uitzondering tot bevordering doen voordragen, hetgeen uit den aard der zaak steeds geschiedt waar het officieren van den generalen staf be treft. Artikel 12. Waar dit in verband met den goeden gang van zaken mogelijk wordt geacht, moeten voor speciale betrekkin gen buiten den eigenlijken troependienst, in de eerste plaats worden aangewezen zij, die zich daartoe bijzonder eigenen en om de een of andere reden niet voor bevordering bij hun wa pen in aanmerking zullen komen, dan wel die van bevordering afzien. Artikel 13. Bij luitenants zal in den regel van deze bepaling- moeten worden afgeweken. Artikel 14. Een officier die op grond van zijne beoordeeling niet in aanmerking zal worden gebracht voor bevordering ontvangt daarvan de kennisgeving zoo mogelijk eenigen tijd (b. v. een half jaar) voor het tijdstip waarop een opvolger ver moedelijk voor een hoogeren rang zal worden voorgedragen. II. Op welke toijze cle beoordeeling geschiedt. Artikel 15. Elke zelfstandige autoriteit onder wier onmid dellijke bevelen te beoordeelen officieren dienen, is hun eerste beoordeelaar. Artikel 16. Als zelfstandige autoriteiten worden ten deze ook beschouwd detachements commandanten, eerstaanwezende genieofficieren of officieren van gezondheid, chefs van hospitalen, brigadechefs van den topografischen dienst, zelfstandige compag nies- escadrons- of batterijcommandanten enz. Artikel 17. Als eerste beoordeelaar van gewestelijke dienst- chefs, wier ressort zich over meer dan ééne afdeeling of één gewest uitstrekt, treedt op de afdeelings- of gewestelijk militaire commandant in wiens afdeeling of gewest de standplaats van den dienst-chef is gelegen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 547