De Kleeding en Wapening onzer Infanterie»
Hetgeen ik over het bovenvermelde ga schrijven zal velen
reeds bekend zijn en het is dan ook niet met het idee om iets
nieuws te vertellen, dat zulks geschiedt; het is alleen mijne
bedoeling gedachtenwisseling te krijgen over dit voor ons in
fanteristen zoo belangrijke onderwerp, teneinde daardoor te
geraken tot eene meening, die door de meesten gedeeld wordt.
Gaat het bij ons dan al niet zooals in Rusland, waar het
legerbestuur een prijsvraag uitschreef voor het beste veldtenue
voor de infanterietoch kan het voor ons legerbestuur van belang
zijn te weten hoe het meerendeel der officieren over deze
zaak denkt.
In dit opstel wil ik bespreken, hoe ik mij de uitrusting van
onzen infanterist te velde denk. Dat hij in het garnizoen be
hoorlijk en netjes te voorschijn moet kunnen komen, om zich
niet voor zijn uniform te behoeven schamen, is zeer gewenscht,
maar voor de kleeding te velde gelden zoo geheel andere
eischen, dat het bijna niet doenlijk is om een uniform samen
te stellen, die voor beide gevallen geheel voldoet. Ik zou bij
het bepalen van een uniform aan die kleeding de voorkeur
willen geven, die ons het beste in staat stelt datgene te doen,
wat wij moeten doen, d.i. in het algemeen het oorlog voeren
in alle terreinen. Is die dracht niet netjes genoeg om zich te
bewegen tusschen de menschen in de beschaafde wereld, welnu
dan zou ik daarvoor den fuselier een andere uniform willen ge
ven; echter de veldkleeding blijft voor mij de hoofdzaak.
De eischen, waaraan zij moet voldoen, wil zij practisch we
zen, zijn vele. Zij moet licht zijn, sterk, niet opzichtig, bescher
men tegen koude, zij mag niet te warm zijn en ook niet de
uitstraling van het lichaam belemmeren. Laat ik beginnen met
het hoofddeksel.
De helmhoed. Daarover kan ik kort zijn.