1228
moet "worden uitgerukt, 's avonds van te voren voedingsartikelen
van goede kwaliteit in voldoende hoeveelheid worden gekookt
zal zeer zeker gecontroleerd kunnen worden. Hoe echter, als
de man s morgens aan het eten gaat en hem binnen minimum
van tijd „de brokken in de keel blijven steken"; wil men dan,
dat de C. C., of wie ook met het toezicht belast zij, den man
door vrees voor straf, dan wel met het hygiënisch voorschrift
in de hand, tot het verorberen van een behoorlijke portie zal
nopen? Hoe, als de man des avonds thuiskomt, vaak reeds
over zijn honger heen is; wil men dan, dat de man met veel toe
wijding aan het koken zal trekken en met een door plichtsbesef
opgewekten eetlust zal nagaan, hoeveel hij zal moeten eten om
zich behoorlijk gevoed te mogen achten Uit plichtsbesef; want
na zich te hebben gebaad, lokken werkelijk 's mans moeie leden
hem meer uit tot een rustig zitje in de can tine (waar in den
regel voor een behoorlijke verlichting is gezorgd, iets wat juist
dan zoo eene aantrekkelijkheid heeft, als men uren achtereen
het onaangename van in het donker rond te scharrelen onder
vonden heeft) dan tot het gesukkel in het halfduister, bij een
slechtbrandend vuurtje op de kookplaats.
Men zegt wel eens: „er zijn geheele volksstammen, die het
nooit zullen leeren!" en zoo van iets, dan mag dit van koken
gezegd worden; bij de lieden, die tot deze volksstammen behooren,
wordt de natuurlijke neiging om na thuiskomst geen soesah met
het eten meer te willen hebben nog versterkt door de zucht,
aan het teleurstellende van het koken te ontkomen.
In dezen toestand kan het geëischte toezicht er dan ook alleen
voor zorgen, dat de uit het magazijn verstrekte vivres eenigen
tijd boven een vuurtje komen te staan en het zoover brengen,
dat het produkt van dit proces gedurende zekeren tijd voor den
man komt te staan, die dan pogingen aanwendt, of simuleert ze
aan te wenden, wat naar binnen te krijgen. Welke zekerheid
dit toezicht echter geeft, dat de man behoorlijk gevoed raakt,
laat ik aan deskundigen ter beoordeeling over.
Indien het mij echter gelukt is aan te toonen, dat het voor
geschreven toezicht geen waarborg geeft dat het bestaande kwaad
zal verdwijnen, dan rest mij nog na te gaan, of ook langs
anderen weg meer hoop op succes te vinden is.