In Memoriairu
D. J. Ruitenbach.
Gep. Majoor cler Inf.
Door bijzondere omstandigheden moesten we het woord van
hulde, gewijd aan de nagedachtenis van onzen medewerker,
den gep. majoor D. J. Ruitenbach, tot deze aflevering uit
stellen.
Duco Johannes Ruitenbach werd in 1900 gepensionneerd als
kapitein. Van soldaat te Kampen begonnen, en aanvankelijk
bestemd voor het Nederlandsche Leger, wist hij gedaan te krij
gen in rang en anciënniteit overgeplaatst te worden bij het
Nederlandsch Indische Leger, waarheen hij in April 1884 als
2e Luitenant vertrok.
In alle stilte en bescheidenheid heeft hij zijn plicht hier vervuld,
is gekomen en gegaan, zooals zoo velen, bijna onopgemerkt, om
na zijne pensionneering zich te ontpoppen als een vruchtbaar
schrijver, die vooral zijn kracht zocht in onderwerpen, de mili
taire opvoedkunde rakende. Hij heeft daarmede een tot nu
toe verwaarloosd stuk terrein in ontginning gebracht en getoond
tot zelfs in zijne laatste opstellen, een open oog te hebben ge
had voor de gebreken, die de oefening en opleiding van dat
samenstel menschen aankleeft, dat in de wandeling „Leger"
of „Weermacht" heet. Tot het laatst bleef hij belang stellen
in alles wat opleiding van recruten, kader en jonge officieren
betrof. Zijn opstel in de Ned. Spectator van dit jaar over her
vorming van het Militair Onderwijs ligt velen nog versch in
het geheugen.
Ook in de Vereeniging tot beoefening van de Krijgswetenschap
en de Indische Gids, en in dagbladen heeft hij uiting gegeven