1238
aan zijne denkbeelden. Zijne „brieven aan mijn zoon" waren een
schat van ietwat onderwetsche, maar toch degelijke raadge
vingen aan jonge officieren bij hun intreden in het militaire
leven, niet zooals het gedroomd werd op de Academie, maar
zooals het was in de eigenaardige Indische maatschappij.
Ruitenbach ontving na zijne pensionneering den titulairen
rang van majoor en in 1902 het officierskruis in de Orde van
Oranje-Nassau.
Zijn geest moge nu heengegaan zijn naar gewesten, waar
van we niets meer vernemen, in zijne nagelaten geschriften
zal de weerklank blijven voortleven en een dankbaar aandenken
in het leven roepen aan hem, die tot het laatst toe zoo vol
belangstelling bleef voor en zijne beste krachten wijdde aan
het welzijn van het levende element in het Leger.
Zijne Assche ruste in Vrede!