1245 ontnomen en er een jasje a double usage voor in de plaatsgegeven; dat, als „mijnheer" het met koperen knoopen draagt, „uniform" is en als de bediende er beenen dito's aanzet, een burgerkleedingstuk voor hem voorstelt. Wij kun nen nu in den vervolge weer als van ouds in 't zwart visites maken en recepties en schouwburgen bezoeken, want dat kantoor-uniform jasje is daar al te fraai voor. De heeren echter, die veel in politiek moeten loopen en er ook in dienst moe ten doen, benevens zij, die spoedig het leger zullen gaan verlaten en in Indië als burger werkzaam hopen te blijven, hebben hun zin, en dat is al veel. Iemand, een collega, schreef in dit blad, dat het Indische leger een eenvoudig karakter moest dragen. Ik ben dit geheel met hem eens, maar de zorg, dat deze eenvoudigheid behouden blijft, kunnen wij veilig aan anderen overlaten die het maar al te gaarne doen wijzelf moeten integendeel alles doen, wat wij kunnen, om onszelf te verheffen en in aanzien te doen komen. Om dat doel te bereiken, dienen wij ook een uniform rijk te zijn, dat naast een voudigheid zich kenmerkt door netheid en zelfs door sier met behoud echter van het principe van eenheid. Men volge toch niet het Holland- sehe voorbeeld, waarbij ieder vreemdeling direct aan de kleeding op hon derden meters afstand kan zien of hij een stafman, een infanterist, of huzaar voor zich heeft Neen, de tot nu toe gevolgde principes van eenheid, blijven behouden, ook al kunnen betere distinctieven worden ingevoerd, dan knoopen alleen. Nu wacht ons wellicht nog wijziging in de zwarte uniformen. Alvorens die wellicht definitief tot stand komt, zij het mij vergund nog een enkel pleidooi te houden, tot behoud onzer atilla, die mij practiscli en in den tegenwoordigen vorm netjes voorkomt. Niet als veldjas, natuurlijk. Voor veldtenue blijve behouden de jas, de Atjehjas, met bamboehoedvoor da- gelijksche zwarte kleeding de atilla, desgewenscht met distinctieven op den kraag, fluweelen dito, rijlaarzen voor alle bereden officieren, enz. en met kepie. In groot tenue met fouragères en pluim op het hoofddeksel. Dat gouden jas en liemhoed tot het verleden zullen behooren, staat vrijwel vast. En laten we dan hopen, dat we eens in tien jaar geen uniformwijzigin gen zullen krijgen dat is toch niet te veel geëischt. Een Indische Officier. 3 October 1908. (N. Courant 6 Oct.) Het Nieuws van den Dag voor Ned.-Indië bespreekt meer de minder gelukkige redactie van hei besluit, de beruchte knoopjes van 6 mM. enz. „De wijziging in de uniformen der officieren, n 1. wat de wittepakeans betreft, is tamelijk belangrijk zóó belangrijk zelfs, dat men mag vragen of er nog wel van uniform sprake is, waar zooveel verscheidenheid afhangt van het persoonlijke inzicht van den drager". We hebben in een vorig nummer onze meening over dit kleedingstuk reeds gezegd. De nieuwe witte jas, als aanvullingskleedingstuk facultatief te dragen, zou een aanwinst zijn geweest, nu moeten we omzien naar iets waarmede we een behoorlijk bezoek kunnen brengen of ontvangen. De Eegeering heeft met onze kleeding al weer gedaan als met de pet voor de amb tenaren van B. B. toen beslist moest werden over de stof waarvan het wapen zou worden vervaardigd, dat aan de voorzijde prijken moest. Er was een eisch gesteld, dat alles geborduurd moest zijn. Dat ging niet uit een technisch oogpunt. Daarop werd een compromis voorgesteld, half borduursel, half massief metaal. Beslissing „een gekroonde W". Voornamelijk ten behoeve van den bureaudienst werd een eenvoudige witte jas gevraagd, met behoud van de zeer nette en goed kleedende witte attila. Antwoord Toetoepjas alleen voldoende.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 605