1301
Zonder commentaareen ieder neme zelf zijne conclusie nemen we
de slotzinnen over van een artikeltje door T. over Krijgsman in wer-
delijken dienst.
Nogmaals, óf deze Regeering er iets (voor) gevoelt, om ook in dit
opzicht de militairen te maken tot„gewone menschen""?
Het antwoord wordt niet gegevenwant aarzelend sluit de Memorie
van Antwoord aldus:
„„Eene benoembaarheid let wel, er staat niet meer dan benoembaar
heid van beroepsmilitairen tot eene burgerlijke betrekking, die, zooals
het Ambtenaarschap van den Burgerlijken Stand, aan vaste bureau-uren
bindt, schijnt noch in het belang van den krijgsdienst, noch in dat van
de richtige vervulling van zoodanige betrekking gewenseht"".
Schijnt
Is hier de onderteekenaar van de M.v.A. aan het woord, of zijn die
opvattingen geïnspireerd door iemand, die nog de oude legerdenkbeel-
den huldigt met den wensch naar zoo min mogelijk aanraking met „„het
Volk""? Het is in elk geval niet bemoedigend zulke zinsneden te lezen
in een officieel stuk, dat uitgaat van het Ministerie van Binnenland-
scho Zaken".
In de jongste aflevering van het Geneeskundig Tijdschrift voor Ned.
Indië troffen wij o. m. een merkwaardig rapport aan van een der
geneesheeren van het krankzinnigengesticht te Buitenzorg, over een
medio 1901 naar dat gesticht in observatie gezonden Infandsch fuselier,
die jarenlang in den troep in dienst werd gehouden, blijkbaar even-
lang zielsziek is geweest en die ongeacht herhaalde opname in een mi
litaire ziekeninrichting, altijd maar weer geschikt voor den dienst ver
klaard was.
Deze man, aan wien van 1893 tot 1907 honderdzeventig straffen, mees
tal zware werden opgelegd, werd in diezelfde jarenreeks veroordeeld tot
37 jaar gevangenistraf en detentiekreeg eindelijk een toeval op de
zitting van een krijgsraad, die hem voor nog tal van jaren of met de
doodstraf zou moeten vonnissenen alleen die gebeurtenis, dat flauw
vallen, werd oorzaak van een onderzoek naar 's mans geestvermogens,
welk onderzoek ten slotte tengevolge had, dat beklaagde gratie kreeg
van al de hem opgelegde, nog te ondergane straffen, terwijl de krijgsraad
hem vrijsprak van het hem laatstelijk ten laste gelegde, feitelijke insu
bordinatie.
Het rapport, dat wij met aandacht hebben doorgelezen, toont duidelijk
aan dat de ongelukkige zielszieke herhaaldelijk wegens simulatie van
krankzinnigheid werd gestrafr, dat hem luiheid werd ten laste gelegd,
waar zijn ziekte meebracht een afgemat gevoel en pijnlijkheid in de
beenendat verder deze ongelukkige, zoolang hij in dienst was, niet in
staat kon worden geacht zijn gemoedsaandoeningen te beheerschenen
dat ten slotte alle feiten, waarvoor hij gestraft werd, door hem werden
bedreven in oogenblikken van ziekelijke emotie, gevolg van een lijden
aan morbus Basedowii.
Gelukkig werd deze ziekte nog op het laatste oogenblik men kan
zeggen door een toeval als zoodanig officieel erkend, dat is te zeggen,
men hield er eindelijk rekening mee. Want reeds tijdens 's mans ver-
1) D. i. voor het denkbeeld, dat ook militairen de Burgerjj kunnen vertegenwoordigen