VRAGENBUS- „Geschiktheid voor het Gewestelijk Militair Commando". A. O. No. 133 van 1905 22 punt 13 luidt: „Majoors der Infante- „terie wien de geschiktheid voor den gewestelijken staf niet „is toegekend, zijn niet geschikt te achten voor den hoogeren rang". Wat wordt verstaan onder geschiktheid voor den gewestelijken staf? Wie geeft daarop een afdoend antwoord Ik stelde deze vraag een paar jaar geleden aan een overste, geweste lijk militair commandant, die de hem ondergeschikte hoofdofficieren moest beoordeelen, doch een bepaald antwoord niet kon geven en zoo eerlijk was dit te bekennen. Als dezelfde vraag op den man af eens gesteld werd aan alle afdeelings- en gewestelijk militaire commandanten, geloof ik, dat het antwoord even onbevredigend zou blijken. En toch is het van bijzonder belang dat bekend worde gesteld, wat de samensteller van bovenvermelde A. O. onder „geschiktheid voor den gewestelijken staf" heeft verstaan, zoowel voor beoordeelaars, om zich daarnaar te richten, als voor beoordeelden om te weten, hoe die geschikt heid zich eigen te maken en te toonen. Thans hangt dit punt 13 als het zwaard van Damocles boven het hoofd van ieder majoor der infanterie. Moet worden aangenomen dat „geschiktheid voor den gewestelijken staf" beteekent „geschiktheid voor gewestelijk commandant", dan is een antwoord op de gestelde vraag overbodig doch dan is een duidelijker omschrijving in de betreffende A. O. zeer gewenscht. punt 14 luidt: „Op luitenant-kolonels der Infanterie die niet meer geschikt worden „geacht voor den gewestelijken staf is in den regel van toepassing het „gestelde in 38 (5)" d. w. z. om voor pensioen in aanmerking gebracht te worden, indien daarop in hun rang aanspraken zijn verkregen. Ook dit punt vereischt toelichting. Op het oogenblik van bevordering tot luitenant-kolonel heeft de bevorder de de geschiktheid voor den gewestelijken staf en behoudt die dus voorloopig. Hoe is het nu mogelijk die geschiktheid weder te verliezen? Misschien door handelingen die toonen, dat tevoren die geschiktheid ten onrechte is toegekend of wel door ouderdomsgebreken? Mag men ook hier lezen in stede van gewestelijken staf, „gewestelijk (afdeelings) commandant", dan is het begrijpelijk dat in enkele bijzondere gevallen een luitenant-kolonel kan toonen niet geschikt te zijn voor de taak hem op de schouders gelegd en dus voor pensioen in aanmerking wordt gebracht. Is dit zoo niet, dan is punt 14 voor den luitenant-kolonel, wat punt 13 is voor den majoor der infanterie n. 1. het zwaard van Damocles.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 665