1806
n. y.
Is het daarom niet billijk dat deze punten 13 en 14 nader worden
toegelicht of liever geheel verdwijnen?
Ook zonder deze punten zal het toch mogelijk zijn, een majoor of
luitenant-kolonel, die na zijn bevordering blijken geeft ongeschikt te
zijn voor zijn tegenwoordigen rang, het leger te doen verlaten.
Aangezien de formatie der gewestelijke staven zonder uitzondering
bestaat uit een majoor of luitenant-kolonel, een kapitein- of luitenant"
adjudant en verder eenig minder personeel, daar spreekt vanzelf, dat
waar in de A. O. 1905 No. 133 sprake is van geschiktheid van een
majoor voor den gewestelijken staf, daarmede bedoeld wordt de geschikt
heid voor gewestelijk miliiairen commandant.
In 36 punt 2 der A. O. 1905 No. 133 staat voorgeschreven,
aat: ,de chef, die een officier aanbeveelt voor een bijzondere betrekkin^
moet geacht worden de overtuiging te hebben verkregen, dat de aanbe-
volene binnen met al te langen tijd in deze betrekking zal voldoen",
en aangezien de aanteekening: „geschikt voor den gewestelijken staf"
opgenomen wordt in kolom 4 der beoordeeling, is het bovenstaande punt
geheel op deze aanteekening van toepassing.
De chef, die een majoor beoordeelt op onderwerpelijke geschiktheid
zal dus aan de hand van de Instructie opgenomen in de A. O. 1907
No. 40 moeten nagaan of hij binnen niet al te langen tijd zal voldoen.
.Bovendien is de meerdere, d;e een majoor beoordeelt, of zelf gew. mil
commandant (afd. commandant) of het toch geweest, zoodat hij naar zijn
eigen functiën de geschiktheid van beoordeelde voor onderwerpelijk ambt
kan beoordeelen en zal daardoor ook elk chef, door zijn inspecties en
voortdurend gadeslaan ten volle kunnen beoordeelen, of zijn onderhebbend
maw°r £[esclli,kt ,is voor zulk een belangrijk zelfstandig commando,
i i i ïn6" (5)> zoo kan uit de prestaties van een luitenant-
kolonel blijken, dat zijü geschiktheid voor gew. commandant verkeerd is
beoordeeld; in de meeste gevallen blijkt dat uit de minder goede voe-
ïmg van dat commando, waardoor zijne aflossing noodig blijkt. Even
/o\° j*oe^ eea luitenant op grond van het voorgeschrevene in S 36
de geschiktheid voor luitenant-adjudant heeft gekregen, eeni^en tijd
na zijn benoeming niet blijkt te voldoen in die bijzondere betrekkin^
even zoo goed is het mogelijk, dat een chef zich heeft vergist in zijn
gunstig oordeel over een majoor ten opzichte van zijn geschiktheid voor
den gew. staf.
o S' vorenstaande blijkt, dat wijziging der punten 13 en 14 van
s nlet noodig is. Weglating daarvan is niet wel mogelijk, aan
gezien de aanteekening in kolom 4: „geschikt (niet geschikt) voor den
gewestelijken staf te beschouwen is als eene aanbeveling voor eene
bpzondere betrekking.
IC. L. R.
Taalstudie Atjehsch.
V.„ Kan. tegenwoordig het examen Javaansch of Atjehsch ook afzon
derlijk gedaan worden zonder dat eerst eene akte Maleisch moet worden
gehaald?