1311
alleen datgene op, wat in hare eigen kraam te pas komt, een euvel,
waaraan de Redactie der tegenwoordige „Militaire Gids" zich wel eens
schuldig gemaakt schijnt te hebben.
Ik sprak zooevea over zondigen tegen de Wetten des Lanls. Ieder
zal het met mij eens zijn, dat een tijdschriftartikel zich daaraan niet
schuldig mag maken, maar in de militaire wereld is deze eisch voor
velen een steen des aanstoots, want onder die Wetten des Lanls behoo-
ren o.m. de tuchtwetten, welke in hot belang van de zaak niet toestaan,
dat men in het openbaar nog in het Leger dienende personen van
eenigen rang of' zij hooger of lager in rang zijn, doet hier niets ter
zake op ernstige wijze critiseert Dat is de grooto moeilijkheid,
waar men algeheele vrijheid van het woord eischt. Iedereen begrijpt,
dat ook in de hoogere rangen veel fouten gemaakt worden; de gevolgen
van dit kwaad zouden evenwel aanzienlijk verergerd worden, wanneer
men die tekortkomingen voortdurend ernstig critiseert zonder eenige
moeite te doen, zich eenigszins in den toestand van die foutenmakers
in te denken. Trouwens, dat heftige critiseeren is meestal afkomstig van
menschen, die voor hunne persoonlijke belangetjes meer vreezen en in
de practijk maar bitter weinig om het algemeen belang geven. Er zijn
ook nog een paar andere factoren, die een zekereu druk op Redactie
en medewerkers kunnen uitoefenen, maar Ge hebt die quaestie in Uw
antwoord op naar mijne me-ning alleszins bevredigende wijze onder de
oogen gezien.
Eigenlijk zou ik het heuseh niet erg vinden, wanneer die vurig ver
langde „vrijheid van h< t woord" wat beperkt wordt. Dagelijks kan men
in ons gezegend Indië waarnemen, waarin de vrijheid van het woord ont
aardt: let maar eens op het onbeschaafde en onbeschaamde „kankeren",
dikwijls in het bijzijn van anderen en van meerderen, die dat maar
goedig toelaten, over handelingen van de hoogst geplaa'ste autoriteiten
in den Lande, en dan niet te vergeten die Indische pers, waarvan vele
organen door hun stelselmatig aftuigen van hetgeen door de Regeering
verricht wordt, al heel wat kwaad gebrouwen hebben niet alleen, doch
ook rustverstoringen en daarmede veel vergoten bloed op hun geweten
hebben. Do onlusten op Sumatra's Westkust zijn daar een voorbeeld
van. Enfin, T A. maakt zelf het voorbehoud „alles binnen de grenzen hun
geboden door den eed bij de indiensttreding afgelegd: „Onderwerping
aan de Krijgstucht". Hiermede kan zich natuurlijk een ieder vereenigen
alleen zou ik nog willen opmerken, dat zoo'n voorbehoud een actief
dienend militair, d.w.z zulk een, die nog aan de bepalingen der Krijgs
tucht onderworpen is, als Redacteur noodzakelijk maakt, tenzij dat
alle medewerkers, in geval van eene Burgerlijke Redactie, onder eig'n
naam schrijven. Schrijvende onder een schuilnaam in een tijdschrift,
geredigeerd door iemand, niet onderworpen aan de milita re straf- en
tuchtwetten, zou een ieder straff.-doos tegen die wetten k-nnen zondigen,
hetgeen T.A. gelukkig niet verlangt
De door T.A. genoemde onderwerpen zijn voor een behandeling in een
militair wetenschappelijk tijdschrift uitermate geschikt, ware het niet dat
eene grondigo studio ervan de grenzen van een tijdschriftartikel verre zou
overschrijden. En dm nog de moeite om iemand te vinden die het aandurft.
Htt onderwerp „Militaire Bonden" hangt evenals het vraagstuk van
de pers in het Leger, nauw samen met de vakvereonigingïbeweging en