VAN ALLES WAT
Militaire Overdrijvingen.
In de Jahrb. f. d. deutsche Arm. u. Mar. 1908 No. 437 schrijft Kolonel von
Cochenhausen
Koortsachtig haasten en jagen, elkaar overtreffen, rusteloos gejacht,
kolossale vorderingen op elk gebied van weten en kunnen, geestelijke
overproductie, zenuwachtigheid; dat zijn op elk terrein van de mensche-
lijke werkzaamheid de teekenen des tijds sedert het begin van de laatste
25 jaren der vorige eeuw.
De wederzijdsche naijver is op elk gebied te vinden, als handel en scheep
vaart, wetenschap, techniek, uitvindingen, gewapende macht, enz. Overal
worden de krachten tot het uiterste ingespannen, overal is de leidende
gedachte: met welke middelen kunt ge den buurman de loef afsteken.
Die teekenen des tij ds doen zich vooral gelden bij de legers en vloten,
wat voornamelijk toe te schrijven is aan de vorderingen op het gebied
van wapentechniek in de laatste 30 jaar. Mij bepalende tot het land
leger, wensch ik na te gaan of al die grootsche uitvindingen, die in de
legers hun toepassing vinden, bij een oorlog in de toekomst werkelijk
aan de verwachtingen zullen beantwoorden. Het zal dan blijken, dat
het oude gezegde: „in den oorlog is alles eenvoudig" nog altijd van
kracht is.
Al wat kunstig is zal daar teleurstelling baren; elk instrument, dat
een bijzondere zorgvuldigheid in het gebruik vereischt, zal de verwachting
teleurstellen; elk samengesteld wapen, waarvan het gebruik nadenken vor
dert, is onbruikbaar voor den oorlog; elke overdrijving in welke richting
ook zal een evenredig nadeel in de tegengestelde richting tengevolge
hebben.
Onder den indruk van den langdurigen vrede hebben verschillende
manoeuvregebruiken ingang gevonden, waarover zeer veel geschreven is
vele vraagpunten zijn opgeworpen en door vellen druks belicht, wat
heelemaal geen vraagpunten zijn en die zich in elk geval met gezond ver
stand van zelf oplossen, zoodra de blauwe boonen door de lucht vliegen.
Kort geleden, voor het verschijnen van het nieuwe „reglement voor
de veldartillerie" trof men in de vakliteratuur en in de dagbladen
kolommenlange artikelen aan met het opschrift: „Yerdekt of open
waarbij het handelde om de vraag of voor de toekomst verdekte of niet
verdekte artilleriestellingen aan te bevelen zijn. Wanneer een hout
vester een wilddief bespeurt, sluipt hij er heen, zoekt ongemerkt een
plaats, vanwaar hij zeker is van zijn schot en dekt zich tegelijkertijd
wat hij kan. Is hij een kloek beambte, dan luidt zijn eerste vraag:
„hoe vat ik den kerel" en daarna eerst: „boe dek ik me". Zoo is het
bij de artillerie ook altijd geweest, en zal het naar wij hopen altijd blijven.
„Uitwerking gaat vóór dekking".
Bij manoeuvres was het tot nu toe anders. Nog in 1906 was het overal