722
Hierbij wordt verwezen naar punt 241 van het E. R., hetwelk handelt
over de verplichtingen van de infanterie bij het vuren, de beweging en
het sprongsgewijze voorwaartsgaan.
Punt 2 gaat verder voort
»Wat aangaat de »mate" van ondersteuning, die men met de veldversterking
kan bereiken, zoo hangt deze af van de gevechtsverhoudingen, van den duur
van liet oponthoud, de werktuigen waarover men te beschikken heeft, den aard
van den bodem, de meerdere of mindere vermoeidheid van den troep, en ein
delijk van de moeielijkheden, die zieli voordoen om eene dekking onder het
vijandelijk vuur op te werpen of te voltooien."
Punt 3: „Inleidingsgevecht" (Operations préliminaires), verwijzende
naar de artikelen 246 en 247 van het E. R., luidt:
Bij de inleiding tot het gevecht zal de voorhoede dikwijls door haar reeds
bezette steunpunten moeten inrichten. De belangrijkheid van de werken zal af
hangen van de aan de voorhoede verstrekte tactische opdracht en den tijd dat
zij een zelfstandige rol speelt (rester dans un isolement relatif). Meestentijds
zullen zij slechts bestaan uit eenige eenvoudige loopgraven, die de terreinver-
hoogingen met elkaar verbindenin andere gevallen zullen zij uit een systema
tische, volledige inrichting van een steunpunt bestaan, met gebruikmaking van
alle hulpbronnen en werktuigen waarover de voorhoede heeft te beschikken!"
Punt 4: „Naderingsmarschen" (Marches d'approche) met het daarop
betrekking hebbende punt 250 van het E. R. Hierbij is onderscheid gemaakt
tusschen naderingmarschen over wegen en daarbuiten. Voor het laatste
geval zegt het E. R.
>De door verschillende infanterieafdeelingen uit te voeren opmarschen vóór
de eigenlijke ontwikkeling tot het gevecht moet zooveel mogelijk tegen gezicht en
vuur gedekt geschieden. Zij worden voorbereid door terreinverkenningen van
bereden officieren. Deze officieren begeven zich snel naar voren, verkennen de
naderingswegen waarlangs de opmarsch der troepen gedekt kan geschieden en
verlaten daartoe de colonne. In het algemeen is het de plicht van elk infante-
rieofficier steeds het terrein te verkennen of te laten verkennen en van te voren
maatregelen te heramen om elke onnutte en verliesveroorzakende beweging te ver
mijden enz. 1)
De voorbereiding der naderingswegen eisclit in sommige gevallen bijzondere
maatregelen van den aanvoerder, speciaal bij den marsch door bosschen, in
moerassig terrein en bij den aanval voorafgaande nachtmarsclien. De voor
naamste verplichting der sapeurs (2) en met werktuigen uitgeruste manschappen
aan het hoofd der colonnes is, den opmarschweg in orde te maken, liet debou-
cheeren te vergemakkelijken en overgangen te maken".
Hieraan voegt het Pioniervoorschrift (P.V.) toe:
Bij den opmarsch zullen de troepen gebruik moeten maken van hun pionier
gereedschap en dikwijls van de vernielingswerktuigen om den marsch der vol
gende colonnes gemakkelijker te maken".
Het draagbare pioniergereedschap der infanterie-compagnie- is verdeeld
1) De cursiveering is van ons, omdat op die plicht niet genoeg de aandacht kan wor
den gevestigd. De kaart bij oefeningen en manoeuvres, ja ook bij gevechten, is geregeld
oorzaak, dat het met die verkenning niet zoo nauw wordt genomen. Daartoe werkt
nog mee de omstandigheid, dat een goed geleide erkenning gevaar loopt voer gebrek
aan doortastendheid en initiatief te worden aangezien, een verwijt, dar, hoe onverdiend
ook in dit geval, door menig onderaanvoerder niet wil opgeloopen worden. Eed.
2) De sapeurs hors rang zijn uitgerust met de pioniertchop, elk sergeant artificier
met een zaag. Red.