3
nister van Oorlog te doen werkzaam zijn, en tevens als hoofd der IYde
Afdeeling van het Departement van Oorlog te doen optreden.
In dezen gedachtengang zou de betrekking van inspecteur der artille
rie vervallen.
In verband met deze denkbeelden beeft de ondergeteekende doen sa
menstellen ontwerpen van instructie voor: den commandant van het
veldleger, de divisie-commandanten, den inspecteur der infanterie, den
inspecteur der cavalerie, den inspecteur der bereden-artillerie, den in
specteur der vesting-artillerie, den inspecteur der genie; en deze ont
werpen ter bestudeering en overweging doen uitreiken aan de autori
teiten, welke de vermelde betrekkingen eventueel zouden vervullen, ten
einde hunne bezwaren, opmerkingen enz. te leeren kennen, daaraan te
gemoet te komen, en vervolgens bij onderlinge bespreking tot een eind
oordeel te komen, waarbij uiteraard op den voorgrond moet staan, dat
het geheele samenstel der instructiën een logisch geheel vormt.
Aan den inspecteur der artillerie is eveneens mededeeling gedaan van
den inhoud dezer ontwerpen, ten einde deze autoriteit gelegenheid te
geven ook zijnerzijds te doen kennen, of en zoo ja in welk opzicht, wij
ziging of aanvulling noodig mocht zijn, en of opheffing der inspectie
over het wapen der artillerie, naar zijne meening, al dan niet moet
worden ontraden. De inhoud der ontwerp-instructiën voor de inspec
teurs bevat eene ruime en uitvoerige omschrijving van hunne taak, waar
bij hun zonder dat daarvan wrijving of hotsing met de divisie-com
mando's te wachten is een zóódanigen invloed op hun wapen wordt
verleend, dat geen vrees behoeft te bestaan, dat de belangen van hun
wapen zouden worden geschaad.
Het is den ondergeteekende op dit oogenblik nog niet mogelijk den
uitslag van het bovenbedoelde onderzoek der ontwerpen mede te deelen;
doch hij stelt zich voor, zoodra die uitslag hem bekend is, de ontwerp-
instructiën zoo tijdig te doen drukken, dat de Staten-Generaal daarvan
kennis kunnen nemen en een behoorlijk overzicht kunnen krijgen van
de geheele regeling vóórdat het ontwerp van wet tot nadere vaststel
ling van hoofdstuk YIII der Staatsbegrooting voor 1908 bij de Tweede
Kamer der Staten-Generaal in openbare behandeling komt.
Aangezien de ontworpen regeling in het personeel, dat thans de func-
tiën van inspecteur of commandant van een wapen vervult, geen andere
wijziging zal brengen dan dat eventueel de inspectie der artillerie zou
worden opgeheven, is bij deze ontwerp-begrooting gerekend op dezelfde
bedragen als reeds bij de eerst ingediende begrooting daarvoor werden
uitgetrokken. De Minister van Oorlog
F. H. A. Sabkon.