7 3o. Scheiding van het personeel der bereden-artillerie van dat der niet-bereden-artillerie zou in beginsel worden aanvaard. Wenscht men dit beginsel niet dadelijk in vollen omvang toe te passen, dan zou het aanvankelijk toepasselijk te maken zijn voor zooveel de hoofdofficieren der artillerie betreft. 4o. Het valt niet te ontkennen, dat er iets voor te zeggen is om den inspecteur der cavalerie en zelfs ook dien der bereden-artillerie onder de bevelen te stellen van den commandant van het veldleger. Het komt echter beslist ongewenscht voor zoo te handelen, omdat: a. die autoriteiten minder op hunne plaats zijn in den staf van ge noemden commandant; b. voor die autoriteiten bij mobilisatie geen gepaste werkkring is aan te wijzen in dien staf, en dit nog het minst voor den inspecteur der bereden-artillerie, aangezien het tot de groote onwaarschijnlijkheden behoort, dat te velde verschillende regimenten bereden-artillerie onder één commando zullen worden vereenigd; c. deze autoriteiten in geval van mobilisatie een nuttigen werkkring kunnen vinden in den staf van den leider der verdediging, als belast met de leiding van en het toezicht op de depots van hun wapen en met het organiseeren van nieuwe formatiën. Dit geldt ook voor den inspecteur der infanterie. 5o De aanvaarding van het denkbeeld, dat de Koning de aangewe zen leider der landsverdediging zal zijn, zou eene wijziging noodzakelijk maken in de bepalingen der Grondwet. 60. Het doen ressorteeren van de legevafdeelingeu, bestemd voor de liniën en stellingen, onder de commandanten dier liniën en stellingen zou vooraf noodzakelijk maken de oplossing van het vraagstuk der be velvoering in onze zoogenaamde maritieme stellingen. Ook op anderen grond is het echter noodig, ter zake tot eene spoe dige oplossing te geraken Wordt uitgemaakt, dat de bezetting en de verdediging dier stellingen in hoofdzaak zal geschieden door afdeelingen ressorteerende onder de marine, dan is een vlagofficier tot commandant van de stelling aan te wijzen. Zal een en ander in hoofzaak geschie den door de landmacht, dan is een opper- of hoofdofficier van het leger aldaar als commandant op zijne plaats. 7o. De ondergeteekende ziet geenszins voorbij, dat het op dit oogenblik er in hoofdzaak op aankomt, de positie van de inspecteurs der infanterie cavalerie en bereden-artillerie te wijzigen in verband met den nieuwen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 757