15
Wel kan de verzekering worden gegeven, dat zorg is gedragen voor
een behoorlijke voorbereiding van alles wat op het richtig vervullen dier
functie betrekking heeft, zoodat geen vrees behoeft te bestaan, dat die
leider bij het aanvaarden zijner taak alles nog als het ware te vormen
en te regelen zou hebben.
Met de regeling van deze aangelegenheid door den heer Staal in zijn
Nota eenigermate ontwikkeld, kan de Regeering niet instemmen.
De chef van den generalen staf en de commandant van het veldleger
zijn twee van elkander onafhankelijke autoriteiten. De eene heeft in
geen enkel opzicht bevelen te geven aan de andere, zoodat er geen sprake
kan zijn, dat de eene de meerdere, de andere de ondergeschikte zou
wezen. Tusschen hen bestaat geen hiërarchische verhouding.
Beiden staan in oorlogstrijd onder den leider der verdediging en in
tijd van vrede onder den Minister van Oorlog en ontvangen van dezen
de bevelen.
Geenszins ligt het in de bedoeling dat de commandant van het veld
leger steeds de oudere in rang zou zijn.
Het is niet alleen mogelijk maar op den duur zelfs zeer waarschijnlijk
dat de chef van deD generalen staf, met het oog op de groote wensche-
lijkheid, dat in die gewichtige betrekking zoo min doenlijk afwisseling
plaats heeft, hooger of ouder in rang zal zijn dan de commandant van
het veldleger.
Het lijdt geen twijfel dat in oorlogstijd een artillerie-autoriteit onmisbaar
is om de geregelde voorziening in alle behoeften van veldleger, liniën
en stellingen aan geschut, munitiën, voertuigen, enz. naar eisch te doen
plaats hebben.
Overigens zij opgemerkt, dat in oorlogstijd vermoedelijk reeds spoedig
behoefte zal blijken aan hooggeplaatste officieren, om commando's of
betrekkingen te vervullen, waarvan de noodzakelijkheid dan aan den dag
zal komen In dit verband beschouwd is inderdaad ons leger niet te
ruim voorzien van opperofficieren.
Vermits het voornemen bestaat, zoodra doenlijk de instructiën voor
linie- en stelling-commandanten aan een volledige herziening te onder
werpen, zal er gelegenheid bestaan, daarbij voor zooveel mogelijk en
nuttig, rekening te houden met de in het Voorloopig Verslag uitgesproken
wensehelijkheid, aan die autoriteiten meer dan tot dusverre, gezag te
verleenen in zake materieel, munitie en voorbereiding tot den oorlogs
toestand.
Aangezien de vestingtroepen voor bun grootste aantallen in vredestijd
niet als zoodanig georganiseerd zijn, en het te kostbaar zou zijn, met
name bij de regimenten infanterie, in vredestijd reeds over te gaan tot