726 Zeker, zulke gevallen kunnen zich voordoen, ook wanneer er geen sprake is van een aanval op eene voorbereide verdedigde stelling. De voorhoede (Regiment, Brigade of Divisie) moet den tegenstander steeds met alle energie aanpakken hier is een patrouilleketen vooruit niet voldoendezij moet zonder schromen ook in het open veld voor waarts Onze veld- en zware veldhouwitser-batterijen moeten doelen vinden zij moet het dus uren, een halven dag en langer zelfs uithouden, tot op de daarvoor aangewezen plaats de eigenlijke stoot wordt toegebracht. Dan zal de noodzaak de infanterie wel op en in den bodem neerdrukken en de schop wordt dan tot het verder voorwaarts gaan een noodzakelijke steun. Zij is dan voor de vuurlinie hetzelfde als de remspoor bij het geschut n.l. het middel om zich in het terrein vast te klampen. In toonaangevende kringen werd kortelings de volgtnde uitspraak gedaan„De geheele oorlogvoering wordt tegenwoordig beheerscht door de moeilijkheid van den frontaanva 1". Echter niet de onstuimige, noch de „mollenaanval' kan onze infanterie ter overwinning voeren, maar alleen het juiste gebruik van tijd en kracht en van de gewichtigste eigenschap eener moedige infanterie n.l. „taaiheid". M. W. No. 54. Ons Infanterie-Reglement bewaart over de schop een diep zwijgen. Bij den aanval wordt er in het geheel niet van gerept, bij de verdediging alleen in algemeeuen zin, zie o.a. punten 385 388, verder 439 en 595. Alleen de nieuwe Leidraad voor de Pionieroefeningen bij de Infanterie verkondigt een algemeene waarheid door te zeggen „Bij de oorlogvoering „tegen een buitenlandsche vijand maakt de uitwerking der hedendaagsche „vuurwapenen een veelvuldig gebruik van de schop (patjol) zoowel bij den „aanval als vooral bij de verdediging noodzakelijk, zoodat de manschappen een yroote vaardigheid in het gebruik der graafwerletnigen, ook in knielende ven liggende houdingmoeten bezitten.1'' "Wat de officieren daartoe verder moeten weten, vermeldt de volgende alinea, die hen evenwel niet veel wijzer zal maken. Het voor en tegen van verschillende wijzen van dekken, keuze van plaats in verband met tijd, eischen van eene dekking tegen vuur en van eene tegen gezicht, verschil van ingravingen voor een aanvaller en voor een verdediger, ziedaar onderwerpen, die bepaalde vragen uitlokken en waarop ook bepaalde antwoorden zijn te geven Nemen we I R. II, punt 458: „Ter „beperking van de verliezen bij eenen aanval op eene open en effen „vlakte te verwachten, kan het noodig zijn van de duisternis gebruik ,te maken om de stelling te naderen", dan rijst de vraag: Waar blijft nu die troep zoolang? Moet ze terug gaan, als het haar te machtig wordt en meer achterwaarts de duisternis afwachten, of blijft ze waar ze is. Zeker wel het laatste, maar dan moet ze zich ook ingraven. Angstig is dat vermeden. Is dit alleen uit vrees voor de bindende kracht van veldversterkingen Het vraagstuk van het gebruik van den schop is thans een, dat alle aandacht vraagt en we vreezen, dat ten spijt van den remmenden invloed van graafwerk op de impuls van den aanval, de niets ontziende klein-kaliberkogel wel zal dwingen om meer aan dacht aan de veldversterkiugskunst te schenken, dan nu het geval is. We moeten er aau gelooven, anders zullen we het zeer onaangenaam gevoelen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 76