22
vakken, als schakel van één legerstaf, een van de belangrijke motieven
van de voorgestelde bevelsorganisatie.
In de laatste alinea van punt 70 der Nota wordt dit duidelijk te ken
nen gegeven.
De samensteller heeft het noodig geoordeeld, „die regeling meer in
haar geheel te geven om zijne conclusie te motiveeren, dat het brengen
van de inspecteurs der infanterie, cavalerie en bereden artillerie onder de
bevelen van den commandant van het veldleger niet is een stap in de
goede richting."
De ondergeteekende moet, na aandachtige overweging van den inhoud
der Nota, mededeelen, dat hij noch in de regeling als geheel, noch in
de onderdeelen daarvan een motiveering heeft kunnen onderkennen van
de zooeven aangehaalde conclusie. Wel is het hem duidelijk, dat in de
Nota iets anders wordt voorgestaan dan in de ontwerp-regeling, maar
daarin wordt zijns inziens juist op de punten, waarop het aankomt, niet
aangetoond, dat het andere ook het betere zou zijn.
Het plaatsen van de genoemde inspecteurs onder den commandant
van het veldleger geschiedt alleen voor de werkzaamheden welke het
veldleger betreffen.
Den ondergeteekende is het niet duidelijk hoe men met het behoud
van gemengde divisiën bij het veldleger anders zou hebben kunnen te
werk gaan.
De door dezen maatregel opgeloste moeilijkheid doet zich ook voor in
het stelsel van de Nota, maar zij is in de Nota niet alleen niet opgelost
maar zelfs niet onder het oog gezien.
Welke de juiste positie zal zijn van de inspecteurs in de regeling der
Nota is aan den ondergeteekeude niet bekendhij kan er daarom slechts
onder voorbehoud over spreken.
Vermoedelijk zullen de inspecteurs een autoriteitsfunctie vervullen over
hun geheele wapen. Maar dan wordt het een vraag zij beheerscht
hier het punt waarop het, ten opzichte van de meergenoemde conclusie
der Nota, aankomt welke de positie en de inwerking zullen zijn van
de inspecteurs in de hiërarchische verhoudingen van het veldleger.
Hebben zij daarin ten opzichte van de onderdeelen van hun wapen
bevoegdheid tot inspecteeren, bevelen, enz Zoo ja, dan zou daarmede
het beginsel van verantwoordelijke commandanten over de gemengde di
visiën van het veldleger onmiddellijk zijn geschonden. Zoo neen, dan
zou de inwerking der inspecteurs op de deelen van hun wapen tot het
veldleger behoorende, slechts fictief kunnen zijn en in ieder geval te ge
ring om de betrokken wapenbelangen overeenkomstig de nooden en be
hoeften uit eigen aanschouwing en ervaring te leeren kennen.