- 24
De autoriteiten zullen hun adviseerende taak, naar de ondergeteekende
meent, beter kunnen behartigen, als zij niet ambtenaar aan zijn Depar
tement zijn, maar door bun werkzaamheden buiten het Departemeni en
door eigen aanschouwing, de nooden en behoeften van het hun toever
trouwde wapen leeren kennen en hun indrukken en ervaringen kunnen
blijven toetsen aan de practijk. Dit kunnen Departementsambtenaren in
veel minder mate, omdat de kennis van dezen veelal slechts tot hen
komt in brieven, rapporten, memoriën en verslagen.
De ondergeteekende deelt de meening niet, dat bij plaatsing der ad
viseerende auto iteiten buiten het Departement, tusschen de adviezen
van deze, nog weer „tweede" adviezen behoeven geschoven te worden
door de hoofden der afdeelingen.
De opvatting is, zijns inziens, minder juist.
Het adviseeren der autoriteiten, referte aan de insiructiën, omvat de
bevoegdheid en zelfs de verplichting tot initiatief, tot toelichting, tot
het nemen van conclusiën en ook zoo noodig tot handhaven vau het
advies, ondanks het tegenbetoog van den Minister.
Zoodanige bevoegdheden hebben de hoofden der afdeelingen in geeneti
deele. Zij hebben geen bevoegdheid tot het uitbrengen van ongevraagde
adviezen. Het zijn de personen die voor den Minister, overeenkomstig
diens bevelen, werken en doen werken, en niet zijn adviseuren.
De ondergeteekende meent in het voorgaande te hebben aangetoond,
dat de regeling der Nota door hem niet aanbevolen zou kunnen worden.
Hij meent bij de door hem ontworpen regeling met de hoogere bevel
voering op den goeden weg te zijn. Het blijft dan ook zijn voornemen
aan H. M de Koningen voor te stellen deze regeling eerlang in te voeren.
Omtrent een enkel meer op zich zelf staand punt der Nota, dat niet
de hoogere bevelvoering, maar een omvattende reorganisatie zou betreffen
van onze legerinrichting, zij in het onderstaande nog het volgende aau-
geteekend.
Het zou tot een gemakkelijker overgang van den vredes- tot den
oorlogstoestand kunnen bijdragen indien ook de bezettingen van de liniën
in vredestijd ressorteerden onder de commandanten dier liniën en stel
lingen,
Op andere plaats in deze Memorie van Antwoord is reeds uiteengezet
welke bezwaren zich zouden verzetten tegen een dergelijken maatregel.
De ondergeteekende wenscht omtrent dit punt hier ter plaatse nog
mede te deelen, dat bij de bestaande mobilisatiebepalingen de tijdige
en ordelijke bezetting van de liniën en stellingen ook thans volkomen
verzekerd wordt geacht.