25
Omtrent de opmerking, dat de maatregel omtrent de samenstelling
van gemengde divisiën evenzeer nuttig zou zijn voor de bezettingen van
liniën en stellingen, komt het den ondergeteekende nuttig voor nog op
een niet onbelangrijk verschil in deze te wijzen. Door het bijeenbrengen
der wapensoorten in gemengde divisiën verkreeg men tactische verban
den onder de oorlogsaanvoerders. Dit resultaat werd van den maatregel
dan ook in de eerste plaats beoogd.
Zoodanige verbanden onder de stellingcommandanten bekomt men echter
niet in de liniën en stellingen. Tactische verbanden onder de tactische
oorlogsaanvoerders heeft men bij de bezettingstroepen eerst in deonder-
deelen der stellingen als forten, vakken, groepen enz.
Vermits nu de uiteenloopende eischen van de opleidingen niet toelaten
om in vredestijd de fort-, vak- en groepsbezettingen onder de oorlogsaan
voerders tot een organiek tactisch verband bijeen te brengen, is er voor
de bezettingstroepen, afgezien van de overige bezwaren, een belangrijk
motief minder om deze in vredestijd onder de commandanten van liniën
en stellingen te doen ressorteeren.
's Gravenhage, 16 Juli 1908.
De Minister van Oorlog
F. H. A. Sabron.
Naar aanleiding van dit antwoord ontspon zich in de Eerste Kamer
een debat.
In de zitting van 21 Juli 1908 zei de de Heer Staal o.a.
Toen ik in de afdeeling mijn Nota plichtmatig had voorgelezen, heb
ik gezegd, dat het voor de leden van die afdeeling en zelfs voor het
militaire lid, dat daarin zitting heeft, bezwaar zou opleveren om na de
vlugge voorlezing dadelijk hun oordeel over die Nota te zeggen. Dit
werd toegestemd en men was voorts van oordeel, dat het voor den Minister,
die zoozeer met werk is overladen, bezwaar kon opleveren om vóór de
behandeling van het begrootingsontwerp, dat nu aan de orde is, op die
Nota in te gaan, zoodat het aanbeveling kon verdienen de Nota eerst te
behandelen bij de Oorlogsbegrooting voor het dienstjaar 1909.
Mijnerzijds heb ik toen verklaard, dat als de Minister inderdaad zoo
bezet was met ambtsbezigheden, ik er mij geheel mede kon vereenigen,
dat de Nota zou worden behandeld bij de eerstvolgende begrooting. In
dien zin is dan ook te verstam wat in het Voorloopig Yerslag voorkomt:
„in overeenstemming met den samensteller van de bij dat Yerslag ge
voegde Nota, die van meening is, dat deze Nota eerst tot haar recht
kan komen, indien zij behandeld wordt gelijktijdig met die der Oorlogs
begrooting voor het dienstjaar 1909", enz.