- 29
dat men zonder eenige verschikking zou kunnen gaan van vredesvoet
op oorlogsvoet. Bij mijn regeling zou de chef van den generalen staf
bij mobilisatie niet meer gaan naar den Minister ter conferentie, als in
vredestijd, maar naar het paleis of andere woning van den leider der
landsverdediging om met dezen te confereeren. Dit is het geheele ver
schil en men kan dit geen „verschikking" noemen. Alles blijft op den
gewonen voet en de inspecteurs kunnen zelfs op hun bureau's, althans
aanvankelijk, blijven.
„Het is zeer bezwaarlijk", gaat de Minister voort, „zich over den
ontworpen legerstaf, die onder den chef van den generalen staf zou
staan, en die in vredestijd een onderdeel zou vormen van het Depar
tement van Oorlog, een oordeel te vormen, als men niet beschikt over
de instructiën, welke in dat stelsel genoemde chef en de acht onder
dezen ressorteerende hooge autoriteiten zouden hebben.
„De oudergeteekende houdt zich overtuigd, dat bij een poging om
zoodanige instructiën te ontwerpen, groote bezwaren verbonden aan het
stelsel dat in de Nota in schema is aangegeven, zouden aan den dag
treden".
Ik ben overtuigd dat een man zoo bekwaam als deze Minister met
deze instructiën geen moeite zal hebben. Nu wil ik wel toegeven, dat,
als men de instructiën samenstelt op een andere wijze dan de bestaande,
ook al wordt met alle talent gewerkt door den Minister en op de bureau's
toch wellicht in de prachtijk bezwaren zullen rijzen tegen de nieuwe
instructiën. De Minister zal echt.r niet ontkennen, dat als hij nu nieuwe
instructiën heeft, vastgesteld voor de verschillende autoriteiten, ondanks
alle talent, aan die instructiën besteed, deze toch in de practijk aanleiding
zullen kunnen geven tot wrijving, die tot wijziging of aanvulling ver
plicht. Instructiën moeten altijd een zekeren proeftijd hebben.
„De bedoeling", aldus de Minister, „van den legerstaf is„alle zaken,
het georganiseerde leger betreffende in vredestijd behandeld (te zien)
door een bepaald onderdeel van het Departement onder leiding van één
persoon" iets wat de ondervinding dagelijks leert onbereikbaar te zijn,
vermits bij de behandeling van nagenoeg alle aangelegenheden ver
schillende afdeelingen van het Departement betrokken zijn."
Toch niet. Op de wijze waarop volgens mij het Departement ware
samen te stellen, zou wel meer eenheid dan thans worden verkregen. Alle
m litaire afdeelingen, alle wapens zouden dan werken als één onder
deel van het Departement, niet meer onder den secretaris-generaal, die
de leiding in militaire eenheid niet geven kan, maar onder den chei van
den generalen staf, die dat wèl kan.
Nu zegt de Minister, dat de steller van de Nota onder de voordeelen