34 Au meen ik in de eerste plaats, dat zij geen werkzaamheden hebben betreffende het veldleger. Onder den commandant van het veldleger werkt de divisie-commandant. De inspecteur staat er buiten. De- in specteur der infanterie heeft niet de belangen van het veldleger te be hartigen, maar van alle infanterie, ook de landweer, en staat dus geheel buiten een bepaald legerdeel. Hij heeft geen zaken te behandelen in het veldleger, want de commandant van het veldleger treedt daarvoor op. Deze kan advies vragen, maar heeft daarvoor zijn staf en behoeft dus den inspecteur van het wapen niet bij zich te hebben. Die inspecteur moet zitten aan het Departement, waar hij de zaken helpt oplossen. Maar nu krijgt de commandant van het veldleger wellicht van huis uit een cavalerist het bevel over infanterie, en nu moet hij toch a!s hulp een inspecteur van dat wapen hebben? Toch niet, ik meen, dat hij alleen commandant van het veldleger kan zijn, wanneer hij op de hoogte van zijn zaken is en dus het wapen behoorlijk kan nagaan, opleiden en inspecteeren. En wat de techniek betreft, daarvoor komt een speciale inspecteur te hulp. Mant als bijv. de geweren moeten worden geïnspecteerd dan doet die inspecleur der infanterie dat nooit persoonlijk; daarvoor heeft men wa pencontroleurs. Trouwens geldt hetzelfde voor den divisie-commandant. Heeft de commandant van het veldleger als hulp een inspecteur noodig dan moet men er ook een toevoegen aan iederen divisie-commandant die ook, hoewel bijv. cavalerist, over infanterie commandeert. De inspecteur is in mijn stelsel geen chef van het wapenhij heeftin het veldleger bevel; hij is daarbij in het stelsel van den Minister wel ingedeeld, doch fungeert slechts als trechter, en daarvoor is hij te hoog in rang. In vredestijd is daarom zijn plaats niet in of bij het veldleger. En in oorlogstijd moet hij in ieder geval uit dat veldleger verdwijnen. Wel heeft hij in oorlogstijd een zeer nuttige taak te ver richten, want hij gaat ook over de landweerbelangen. Er moet toezicht en leiding zijn bij mobilisatie over de depots, ook die der landweer. Daarvoor zal men in oorlogstijd een man noodig hebben die tevens nieuwe formaties creëert, en als zoodanig behoort die man in den staf van den leider en dus, ook in vredestijd, in den legerstaf. Men kan hetzelfde zeggen van den inspecteur van de bereden artillerie. Die behoort ook niet in den staf van den commandant van het veldle- ger; hij behoort bij den Minister van Oorlog; als trechter is hij veel te voornaam. En nu is het waar, dat men in oorlogstijd, voor de munitie aanvulling, bij den staf van het veldleger noodig heeft iemand die daarvoor zorgt, maar een geschikt hoofdofficier kan daarvoor veel beter dienen, terwijl de inspecteur van de bereden artillerie in oorlogstijd

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 784