- 41 fende, kwamen aan het Departement van Oorlog; de inspecteur wa bovendien chef van hun wapen en moesten als zoodanig werkzaamhede verrichten. In het door mij aanbevolen stelsel zijn de inspecteurs met chef van hun wapen. Men had voorts aan het Departement geen af- deeling Personeel, die juist voor dergelijke zaken van zooveel belan is. De inspecteurs moesten dus alle personeel-aangelegenheden zelf be handelen en dat gaf aanleiding tot de grootst mogelijke verwarring. Natuurlijk waren de inspecteurs die door Minister de Roo aan het Departement werden geplaatst, met die plaatsing met bijzonder ingenomen. En ik erken, dat dit bij mijn regeling ook wel met het geval zou zgn. Het gaat dan om een overgangsperiode, die wel met lang e 10e i duren, maar die toch onaangenaam is. Waarom? Het ligt voor de hand. In het stelsel van den heer de Roo werden die inspecteurs, die tot nog toe zelfstandig gewerkt hadden, geplaatst onder een burger secretaris generaal, die hun stukken nakeek en van taalfouten zuiverde. Daardooi voelden de heeren zich gekrenkt. In mijn stelsel zouden zij staan onder den chef van den generalen staf, dus van een hoog geplaatst officier, die geheel op de hoogte is van de militaire zaken en wiens inwerking dus voor de inspecteurs minder onaangenaam is. Ook de hoofdofficieren, die te voren als zelfstandig hoofd van een a c ee- lino- hadden gefungeerd en nu als sous-chef van den inspecteur werkzaam werden gesteld aan die afdeeling, konden evenmin met de nieuwe plaats ingenomen zijn. De positie werd er dus voor de inspecteurs en de afdee- lingshoofden niet beter op en zij moesten wel onder den indruk daarvan zijn. Dit zal zich bij de verrichte werkzaamheden wel hebben doen gevoelen- De samenwerking liet daardoor ook te wenschen over. Er werden soms meer nota's tusschen de afdeelingshoofden onderling geschreven, dan stukken uitgezonden. Dit was natuurlijk een groot nadeel. Ik bepaal mij tot deze punten om den Minister duidelijk te maken, dat het stelsel-de Roo onder geheel andere omstandigheden werkte dan die waaronder het door mij voorgestelde functioneeren zou. Nu zegt de Minister: de heer Staal heeft als Minister reeds aan een nieuwe regeling in zake de inspecteurs en het Departement gewerkt, maar hij heeft die met dat al niet ingevoerd. Maar dat is mijn schuld niet, ik ben er niet toe in de gelegenheid geweest. Ik kon niet voor alles tijd vinden en wat ik wilde eischte ook heel wat meer arbeid dan wat de Minister nu doet. Ik wilde een regeling maken in den geest als ik in mijn Nota heb aangegeven met eenige wijziging, omdat ook ik na 2 jaren van rustige overweging h er en daar tot andere inzichten ben gekomen maar die dus een geheele reorganisatie omvatten zou en waarbij zoo goed als alle instructiën van alle autoriteiten to wijzigen waren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 791