42 - Ik zou zoo weinig met de inspecteurs gesproken hebbende Minister had, als inspecteur, slechts eenmaal met den heer Staal gesproken. Maar met den inspecteur van het militair onderwijs had ik niet veel te con- fereeren, omdat ik op het gebied van onderwijs mijn aandacht nog niet aan nieuwe plannen kon wijden Ik moest deze wel uitstellenmen kan niet alles te gelijk doenbovendien was de inspectie van het militair onderwijs in uitmuntende handen bij Zijn Excellentie. Ik behoefde dus niet veel met hem te confereeren. Als het noodig was, heb ik het gedaan. Waar de Minister zeide, dat ik de andere inspecteurs ook niet hoorde, vergist hij zich. Misschien heb ik niet zoovéél met hen gesproken als zij noodig achtten, maar daarvoor bestonden dan voor mij overwegende redenen. De hoofden van afdeelingen zijn geen adviseurs, zegt de Minister op nieuw; maar iedereen weet, dat de feitelijke toestand deze was, dat de hoofden van afdeelingen wèl adviseurs waren. Men kiest die heeren uit de uitmuntende officieren, want het is bij hen niet alleen om hun pen, maar ook om het intellect te doen. Verscheidene dier heeren hebben een welgevestigde overtuiging en nu krijgen zij allicht, en ook zelfs ongezocht, gelegenheid om advies te gevendit hebben zij m. i. zelfs plichtmatig te doen als zijnde hulporganen des Ministers. Als de Minister met zijn plannen in de Kamers komt ontbreekt het daar allerminst aan critiek en bezwaren en daarom is het wel goed, dat de hoofden der afdeelingen te voren hun opmerkingen maken aan den Minister om hem te sterken in zijn overtuiging en in zijn bewijsmiddelen of om hem te wijzen op hetgeen tegen zijn plannen en denkbeelden kan worden aan gevoerd. Maar trouwens die afdeolingshoofden zullen ook de voldoening hebben te werken voor het belang der zaak, ter wille van 's lands belang, en dan ligt het voor de hand, dat zij de gelegenheid waarnemen om volgens hun overtuiging daarvoor to pleiten. De Minister zegt, dat men volgens het stelsel-Staal tot een ontwrich- ting bij mobilisatie komt. De geheele legerstaf verdwijnt van het De partement en wat overblijft moet dan al het werk doen. De Minister blijkt zich geen goede voorstelling te hebben gemaakt van hetgeen ik bedoel. Stel dat mijn stelsel thans bestond, dan zou men hebben het gewone Departement onder den secretaris-generaal, daar waar het nu zetelt, en in het achtergebouw (met ontruiming van de vertrekken, nu voor de verkenningen en de permanente spoorwegcommissie, enz. ge bruikt) den legerstaf, of althans een groot gedeelte van dien staf. Wordt er gemobiliseerd en wordt, wie dan ook, benoemd tot leider der landsverdediging, dan blijft bij den legerstaf alles bij het oude; het eenige verschil in den gang van zaken is, dat de chef van den legerstaf

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 792