43
nu niet meer met den Minister, doch met den leider der landsverdedi
ging confereert.
De bureau's blijven op dezelfde plaatsen, waar zij op dezelfde wijze
voortwerken. Er is geen enkel mouvement, en dit is een groot voor
deel, Iedere verplaatsing in zulke omstandigheden, iedere wisseling
maakt dat men tijdelijk, maar juist in spannende oogenblikken, in een
rommel komt en zijn beste krachten niet kan geven in den nieuwen
toestand. Bij de regeling der Nota behoeft van dit alles geen sprake
te zijn.
De Minister meent, dat in het door mij aangegeven stelsel de eisch
wordt gesteld, dat de Koning c. q. de leider der landsverdediging zij en
dat het stelsel met dit denkbeeld staat of valt. Dit is volstrekt niet het
geval, Het benoemen van den Koning tot die functie is niet een eisch
het is m. i. gewenscht. Het door mij aangegeven stelsel is toepasselijk
ook als men X tot leider van de verdediging benoemt. Zoolang grond
wetsherziening niet plaats heeft, moet man zich eventueel wel met een
ander leider trachten te redden, al meen ik dat het vinden van een ge
schikte persoonlijkheid daarvoor meer moeilijkheden in zich heeft dan
wel wordt aangenomen.
Ten slotte zegt de Ministermen kan van te voren niet zeggen, dat
men tot het formeeren van een cavalerie-brigade niet zal overgaaner
kunnen omstandigheden zijn waarin dit wèl noodig is en dan moet men
over den inspecteur der cavalerie kunnen beschikken om hem te doen
optreden als commandant dier brigade. Maar, Mijnheer de Voorzitter,
ik ben ook niet van plan den inspecteur van de cavalerie te doen ver
dwijnen. Men plaatse hem in den legerstaf en als men dan een cava
lerie-brigade wil formeeren, kan men hem daar vinden, en vermoedelijk
in dezelfde localiteit waar hij nu werkt.
Het verdere gedeelte van- de rede deed tot de zaak niet af.
Hierna werden de beraadslagingen gesloten en het wetsontwerp zon
der hoofdelijke stemming aangenomen.