858
Jong Indië.
liefde worden gegoten, zal de wereldkaart wel weer een anderen vorm
hebben gekregen en het is dan ook toe te juichen dat aan opvoeding in
het Leger meer aandacht wordt geschonken als voorheen, al zal de inwer
king niet zoo intensief zijn zonder medewerking van huis en school en
de waarde voor de volksopvoeding uiterst gering blijven. Maar juist
daarom kunnen we de stelselmatige africhting de „drill"- niet ontberen,
waar in legers met stameenheid en een krachtig ontwikkeld nationaal
stamgevoel, een zij het ook matige drill onontbeerlijk is gebleken.
v. H.
Een Algemeen Weekblad, Redacteur Mr, Th. THOMAS.
Met genoegen hebben we kennis gemaakt met dit nieuwe weekblad,
geboren, zooals de inleider zegt, als het ware uit eigen levensdrang, en
beoogende het politieke bewustzijn bij de indische burgers op te wekken,
te leiden en tot wasdom te brengen. Dat de redactie daarbij voor een
moeilijke, maar ook hoogst ondankbare taak komt te staan, zal iedereen
toegeven, die weet wat het politieke leven hier is en wat het eischt.
Wij hopen, dat de redactie in haar wensch mag slagen en daardoor mag
medewerken tot eene krachtige ontwikkeling van het nationaal gevoel,
een onmisbare voorwaarde voor verhooging van onze volkskracht.
Nieuw Vrouwenleven.
Maandblad voor Dames voor Nederland en Koloniën, Redactie en Uitgave
van DAISY E. A. JUNIUS te Heelsum.
Vragen over Weerbaarheid.
In No. 7 van den ee'Sten Jaargang, dat ons welwillend werd toege
zonden, komt een „Rubriek voor Heeren" voor, waarin we een antwoord
vinden op door de Redactie gestelde vragen, beide zoo belangrijk, dat we
ze in haar geheel overnemen.
De vragen zijn werkelijk strijdvragen, de overdenking en beantwoor
ding waarvan niet alleen de taak is der mannen, maar ook der vrouwen.
Want de ontwikkeling van ons nationaal gevoel begi n t in het huisgezin,
door de moeder.
Juist nu in dezen tijd rondom ons: Japan, China, Australië en Amerika
zoo ondubbelzinnig blijk geven van een modern nationaal leven, mogen
wij niet achterblijven, alleen omdat we meenen zoo klein te zijn.
I. Kunnen wij ons verdedigen, met eenig uitzicht op welslagen ten minste?"
De lieer Emants lieeft reeds opgemerkt, dat deze vraag, zoo algemeen ge
steld, niet in absoluten zin beantwoord kan worden. Inderdaad, er kunnen
omstandigheden zijn waaronder het valt niet te ontkennen de kans op
welslagen gering is. Maar-hier staat tegenover, dat in veel gevallen die kans
wèl bestaat.
De geschiedenis is daar om te bewijzen, dat zelfs in ongunstige omstandig
heden de hoop niet behoeft te worden opgegeven. Toen in 1672 Frankrijk,
Engeland, Munster, en Keulen zich tegen ons verbonden en zeer overmach
tige legers tegen ons deden oprukken (het Fransche leger kon, wat aanvoe-