672 -
aan te nemen en zijn tegenstander het genoegen van een moei
lijken rivier o ver gang te gunnen.
Aan Fransche zijde was men met de voorbereiding van een
en ander begonnen. Echter had men gebrek aan goede ma
terialen. Terwijl bij Nuszdorf gedemonstreerd werd, zou de
eigenlijke overgang bij Kaiser-Ebersdorf plaats hebben.
Den 18den Mei, 's avonds, kregen de Franschen vasten voet
op Lob-Grund; den 19den 's ochtends, ontving de divisie Molitor
de opdracht Lob-Au te bezetten en de overbrugging van den
Noordelijken Donau-arm voor te bereiden. Zonder moeite werd
deze opdracht uitgevoerd; de Oostenrijksche posten had Jen
weldra Lob-Au verlaten.
Den 20sten Mei, 's middags, waren de beide brugdeelen tus-
schen den rechteroever en Lob-Au gereed; de technische uit
voering liet echter veel te wenschen over. Onmiddellijk daarna
gingen achtereenvolgens op het riviereiland over de oude garde,
de °stafwacht van het Keizerlijke Hoofdkwartier, de divisie
Boudet, de lichte-cavaleriedivisie van Lassalle en de divisie
Legrand. De Keizer zelf begaf zich eveneens naar Lob-Au en
men begon eene brug, welke het riviereiland met het Marchfeld
verbinden moest. Daar de Stadlauer Donau-arm niet veel meer
dan honderd pas breed is, was de brug, na. een arbeid van drie
uren, te 6 u. n. m., gereed. Even te voren, nl. te 5 u. n. m.
was de groote brug tusschen Schneider-Grund en Lob-Grund
onklaar geraakt. De Donau wies voortdurend. Ondertusschen
gingen de divisie Molitor en de cavalerie van Lassalle zoo
niet geheel, dan toch gedeeltelijk dadelijk op den linkeroever
over en bezette Molitor de dorpen Aspern en Essling. De Keizer
bracht den nacht door op Lob-Au.
Een en ander was voor de Oostenrijkers niet verborgen geble
ven. Te 3 u. n.m. gaf Aartshertog Karei eene dispositie uit om
zijne troepen eene opstelling in en ten Noorden van de lijn Strebeis-
dorf hoogten ten Noorden van Gerasdorf Duitsch Wagram,
met het front Zuidwaarts, in te doen nemen. Eerst laat in den nacht
bereikten de Oostenrijksche troepen de hun aangewezen plaatsen.
De gedetacheerde afdeelingen liet men, waar ze waren; zelfs werd
de sterkte van het leger door het wegzenden van minder goed
geoefende manschappen—landweer e.d. nog verminderd. Toch