959 Meeningen in het Fransche Leger over de waarde van een Engelsch-Fransch Verbond. In verband met bet bezoek van den President der Fransche Republiek aan Engeland, wordt in het Fransche Leger meermalen besproken welke beteekenis voor Frankrijk een verbond met Engeland zou hebben met het oog op een oorlog tegen Duitschland en in verband met de feiten dat Engeland sedert twee jaren hard gewerkt heeft aan een concen tratie der maritieme macht in de Noord-Zeedat nu gewerkt wordt aan de inrichting van een vlootbasis van belangrijke beteekenis in Rosyth, dat den Westelijken toegang tot den Atlantischen Oceaan beheerscht; dat de Minister van Oorlog Haldane maatregelen getroffen heeft waardoor het gereed zijn van een expeditiekorps van 150 000 man ten allen tijde verzekerd is en dat hij de eerste schrede gezet heeft op den weg voerende tot algemeenen dienstplicht. De staatslieden van beide landen kunnen zich niet onttrekken aan de onvermijdelijkheid van een botsing met Duitschland, hetzelfde gevaar bedreigt beide landen en berust op een verschijnsel, onweerstaanbaar als de natuurkracht, t. w. de toenemende bevolking van Duitschland, die in -10 jaar meer dan 100.000,000 zal zijn, terwijl Frankrijk en Engeland dan nog geen 90 000.000 zullen tellen. Bestendige studie van den Engelschen Generalen Staf icijst er op hoe men zich in Enge1 and een ingrijpen der Britsche strijdmacht in een Duitsch-Franschen oorlog denlct terwijl de vloot de Dnitsche ver nielen en den handel verwoesten zou. Die studies gaan echter uit van een verkeerde onderstelling, n.l. het met zekerheid vooropstellen dat Duitschland ongetwijfeld zal trachten door België op te rukken om met omtrekking der grensversterkingen in Oost Frankrijk, in Noord-Frankrijk te komen. Volgens Fransche mededeelingen besraat bij den Engelschen Generalen Staf totaal geen twijfel omtrent de mogelijkheid om in verband met het beheerschen der zee, een leger van 4 5 korpsen zoo spoedig mogelijk te doen landen. Dit leger zou zelfstandig ageeren, doch zijn opdracht in hoofdtrekken ontvangen van den Fransehen opperbevelhebber en die opdracht zou in de eerste plaats zijn om in vereeniging met het Belgische leger de rechter flank van de door België trekkende Duitsche strijdmacht aan te vallen. De Duitsche Generale Staf zou hiermede rekening moeten houden en ter verkrijging van den doortocht door België belangrijke krachten afzonderen en dientengevolge aan de oostgrens onderdoen voor het Fransche leger. Of men het Engelsche leger bij Antwerpen zou kunnen landen, wordt in Frankrijk verschillend beoordeeld en wel in verband met de omstan digheid dat de nabijgelegen inhammen van de Zeeuwsch-Hollandsche kust geschikte schuilplaatsen opleveren voor Duitsche onderzee-booten, die daaruit met succes zouden kunnen optreden tegen Engelsche schepen. Havre, Cherbourg, Boulogne zouden meerdere zekerheid bieden. Al gaan de door Fransche officieren besproken studies van den Engel schen Generalen Staf ook van een onjuiste veronderstelling uit, toch is het van belang de Fransche inzichten in zake mede te deelen en de zoogenaamde „Pacifisten" bij ons pr op te wijzen dat het nu minder dan ooit zaak is om bezuiniging te eisclien van de uitgaven voor de toerusting ter zee zoowel als te land. Jalirl). Arm. und Mar. 4421908.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 311