Strafopleggers. Er is veel gesproken over straffen, opleiden, vormen, opvoe den, paedagogie enz. enz. De nieuwere begrippen hebben hun intrede gedaan in de verschillende voorschriften en reglemen ten, en vinden toepassing in de practijk, trotsch de „snor-in-de slappe-was" bewoordingen klinkend als hakkengeklap „onver mijdelijke bestraffing der geringste nalatigheden of misslagen". Men denke slechts aan de veel besproken woorden uit den Inw. Dienst: „zacht en vaderlijk." Ik behoef daarbij niet ver der stil te staan, doch wil met een enkel woord wijzen opeen toestand, die m. i. niet meer in onzen tijd past, verouderd is zoo ze ooit in een of anderen tijd gepast heeft waarover ik geen oordeel waag uit te spreken. Nog altijd wordt de militair gestraft door verschillende straf opleggers. Ik wil het straffen van officieren buiten beschou wing laten, omdat daar de toestand minder sterk spreekt. Doch wat de mindere militairen betreft, zoo heb ik het altijd onbegrijpelijk gevonden hoe men nog zoo aan het bestaande systeem blijft vasthouden. Als regel is de compagniescom mandant (of de als zoodanig optredende) de strafoplegger, doch vaak weer iemand anders, b.v. de korpscommandant of plaatse lijke commandant. Iemand, die zondigt tegen de regels van den garnizoensdienst, verschijnt op rapport bij den garnizoenscommandant. Zeker, deze is verantwoordelijk voor den goeden gang van den gar nizoensdienst, doch volgt daaruit de noodzakelijkheid, dat door hem een schildwacht voor eenige tekortkoming gestraft wordt? Niemand zal toch beweren dat daardoor een aan het garnizoen gedaan onrecht wordt hersteld, zooals bij het straffen van een misdadiger wel eens gezegd wordt, dat het onrecht aan de 1) Regl. Krijgstucht IuleidiDg 1,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 413