Voorstel tot eene Reorganisatie van het
Ned* Ind. Leger*
Met zeer veel genoegen las ik in het Indisch Militair Tijdschrift
1908 No. 7 het artikeltje „Artillerie en Marechaussée". De
daarin aangeduide schrijver van „Onze bergartillerie" heeft
werkelijk naar mijne overtuiging gesproken, voorzoover ik uit
het korte verslag kan opmaken. Ik heb zijn artikel zelf niet
gelezen, maar toch zijn streven duidelijk gevoeld, om de in
fanterie uit te breiden en nog meer gevechtskracht toe te wijzen.
Want werkelijk is het zooonze kracht in de Indische terreinen
ligt alleen in één bij uitstek goed geoefende en licht bewapende
infanterie. In deze terreinen waar men bijna nooit van groote
wegen kan gebruik maken, kan men best alles missen wat zich
niet gemakkelijk beweegt. Als stelregel aannemende, dat de
snelheid van een troep menschen, die ordelijk en goed aaneen
gesloten wil marcheeren, zooals het aan echte guerillabenden
betaamt, natuurlijk afhankelijk is van de snelheid van den
zwaksten persoon, is, waar verschillende wapens bij elkaar ge
voegd zijn, de snelheid van het geheel afhankelijk van het
zwaarste wapen.
Ontegenzeggelijk beweegt zich de Infanterie nu in de goede
richting, om zich de vereischte snelheid en bekwaamheid eigen
te maken en dit kan pas bereikt worden in voldoende mate,
wanneer het haar gelukt is de marechaussée te evenaren. Is
nu het wapen der infanterie in die mate geoefend, dat het
zich snel in alle terreinen kan voortbewegen, zonder de onder
linge samenhang te verliezen, dan mag zij hierin door de toe
voeging van andere „wapens" natuurlijk niet belemmerd worden,
want dan boet zij een gedeelte van hare gevechtskracht in en
dit gebeurt maar al te vaak. Bovendien is de bewaking steeds
op de infanterie aangewezen en worden dus meerdere infanterie-