VAN ALLES WAT.
Atjehsche Brieven. I.
Geachte HeeiRedacteur
Uw schrijven in goede orde ontvangen hebbende, wil ik met het grootste
genoegen gevolg geven aan Uw daarin geuit verzoek om van tijd tot
tijd eens te wijzen op verschillende nuttige wenken, die alhier worden
gegeven en waarmede, zoo de dagbladen die niet publiceeren, het groote
publiek en vooral onze kameraden ten eenen male onbekend blijven.
Zoo wil ik U dan heden wijzen op de verschijning van een Comman-
dements-Order, die voorzeker bij allen, doch vooral de gehuwden, in goede
aarde zal zijn gevallen, omdat hierdoor een einde wordt gemaakt aan
een toestand, welke voor velen verre van aangename consequentiën met
zich voerde en dan ook aanleiding gaf tot heel wat afkeurend gepraat.
Bedoelde onaangename toestand vond namelijk zijn oorzaak in de vol
gende Commandementsorder van 1904 No. 145. dd. 1 November 1904,
luidende.
»Naar aanleiding van een ontvangen schrijven van het Departement van
Oorlog dd. 18 October 1904 Ie Afdeeling No. 26 wordt medegedeeld, dat de
Kabinetsbeschikking van 17 Mei 1899 is ingetrokken en bepaald, dat alle naar
At.jeh vertrekkende officieren, onderluitenants en onderofficieren zich voor
taan door hun gezin kunnen doen vergezellen. Eene overplaatsing naar dit
gewest zal dus als eene gewone overplaatsing worden beschouwd.
-Voorts is in verband daarmede bij Gouvernements Besluit dd. 20 October
1904 bepaald
Eerstelijk: In te trekken de artikelen 2 en 3 van het besluit van 28 Januari
1900 No. 19 zooals dit is aangevuld bij het Besluit van 25 April 1900 No. 7.
Ten tiveede: Bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen, dat de in het
Gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden dienende gehuwde Hoofd- en
Subalterne Officieren, Onderluitenants en andere Europeesche onderofficieren
(waaronder te begrijpen zij, die als weduwnaar, gescheiden echtgenoot of
als ongehuwde een of meer wettige of gewettigde kinderen te hunnen
laste hebben), wier gezin in het Commandement van dien naam verblijf
houdt en die worden overgeplaatst naar plaatsen in dat Commandement,
werwaarts het gezin (ter beoordeeling van den Militairen Commandant van
Atjeh en Onderhoorigheden) hen niet kan volgen, dat gezin, indien het zich
op eene andere plaats dan Koeta Radja of Oeleë-Lheue bevindt en genoemde
Commandant zulks noodig oordeelt, voor'slands rekening naar een dier plaatsen
zullen kunnen doen vervoeren en in het genot zullen treden
lo. van een toelage bedragende voor Hoofd-en Subalterne Officieren f85.
en voor de Onderluitenants en andere Eur. Onderofficieren f30'smaands en
zulks van en met de maand van vertrek, wanneer dat vertrek plaats vindt vóór
den 16en der maand en van en met de daarop volgende maand, wanneer het
vertrek plaats vindt op of na den 16den, welke toelage wordt behouden
tot en met de maand van terugkeer ter plaatse waar het gezin binnen het
gewest vertoeft dan wel tot en met de daaraan voorafgaande maand, al naar
gelang die terugkeer plaats vindt op of na den 16den der maand, dan wel
vóór dien datum.
2o. Van huishuurindemniteit en zulks van en met de maand volgende
op die van vertrek, tenzij het gezin eene geclassificeerde woning blijft be
wonen, in welk geval het bedrag der aankomende indemmiteit moet worden
verminderd met de indemniteit, bepaald voor de geoccupeerde woning.
3o. Te bepalen, dat de in Atjeh en Onderhoorigheden dienende Officieren,
Onderluitenants en Onderofficieren, die bij het in werking treden van dit