1156 zullen staan tot de manoeuvreerende artillerie. Als scheidsrechter mogen zij alleen mededeelingen doen, meer niets, terwijl als korps- of divisie- comdt. slechts een hoogst enkele misschien weerstand zal kunnen bieden aan de verleiding om critiseerend chef te spelen. De betrekking van scheidsrechter is van zoo teederen aard, dat de opleiding niet zorgvuldig genoeg kan zijn en bij de keuze, het hebben van een paard of het niet hebben van een commando niet den doorslag mag geven. Het is een van de moeilijkste en meest vermoeiende betrekkingen bij groote oefeningen. V akbelangen. In ledige uren gedacht. Met plaat 29. Zeker, de officieren van het hoofdwapen dienen beter bereden te zijn dan vroeger, waar de uitvoering der infanterieoefeningen zoo veranderd is en in mijne gedachten zie ik reeds een kapitein oudste kwart met verrassende vlotheid zich te paard door het terrein bewegen. In mijne gedachten dus, want ik behoef den lezer verder niets te ver tellen van geleende wedonopaarden, van paarden die met harnachement op de vendutie f 50.opbrengen, van eenzame helmhoeden, van kap stokken, van voorwereldlijke dieren enz. enz. Dergelijke tooneelen mogen echter niet voorkomen en het zal er zeker niet op vooruitgaan waar tegenwoordig meer en meer Australiërs bereden worden. In Holland onderhouden de officieren het weinigje, dat ze van rijden geleerd hebben, in de winterrijlessen. In Batavia bestond ook gelegenheid om te rijden, maar waarom is dit niet meer algemeen. Me dunkt het zou afgescheiden van het vruchtdragende eene aangename afwisseling geven op het garnizoensleven en tevens zou vermeden worden dat ongelukken voorkwamen die pasbenoemde adjudanten het leven kosten. "Wanneer het gouvernement om te gaan rijden vrij reizen toestaat, dan geloof ik, dat men hier op Java althans eene goede regeling zou kunnen treffen. Daar, waar bereden troepen in garnizoen liggen, is het al zeer gemakkelijk. Tusschen de wapens onderling wordt vastgesteld, welke de beste rij dagen zijn en rijden bij groote deelname de officieren bij toerbeurt. Deelnemers geven zich natuurlijk geheel vrijwillig op tot den rang van kapitein oudste een vierde gedeelte. Groote financiëele offers zijn er dus niet mede gemoeid en blijft enkel de vraag over, of er tijd genoeg beschikbaar is bij de bereden wapens, aangezien ik aanneem, dat de lust bij de officieren der bereden wapens om les te geven wel zal bestaan. Het behoeft dan wel geen betoog, dat het gehalte der rijkunst van de onbereden officieren zal toenemen en de wensch van den wapenchef werkelijkheid zal worden. Voor de adjudanten is goed rijden zeker een eerste vereischte en met het nieuwe paardenmateriaal mag daar zeker wel wat paardenkennis bijkomen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 512