Brieven uit het Moederland» Soldijen en nog wat (met 2 bijlagen). Mogelijk denkt Ge, dat er niets nieuws te vermelden valt, omdat ik eenigen tijd gezwegen heb. Niets is echter minder waar dan dat; nieuws is er genoeg. Men kan om zoo te zeggen geen courant opnemen of er is weer wat bepaald, ontworpen, voorgeschreven of hoe het verder heeten moge. Dat is dus de reden niet van mijn zwijgen. Was 't dan soms niet be langrijk genoeg? zult Gij vragen. En juist, dat is 't 'm wat me zoo'n beetje kregel maakt. Op zich zelf is al dat nieuws wel belangrijk te noemen ze ker, de raad van defensie is wel gewichtig; de nieuwe bepa lingen omtrent de beoordeelingslijsten der officieren, de hoogere bevelvoering, och jawel; de voorgestelde wijzigingen in de mi- litiewet ten doel hebbende het blijvende gedeelte-vraagstuk van de baan te brengen, ja en de nieuwe soldijregeling, natuurlijk 'tzijn wel belangrijke dingen, ziet Ge, maar kijk, ik zit eigen lijk 'n beetje met de handen in het haar, 't geeft allemaal zoo bitter weinig; de oefening van den troep, wel 'n weinig laag bij den grond, maar toch eigenlijk de hoofdzaak blijft ei- even slecht om, de kadervorming, óók een hoofdzaak, dun en de kadernood heel dik! En nu ben ik volstrekt geen nurks in de Haarlemmerhout en weet wel, dat Keulen en Aken niet op één dag gebouwd zijn, begrijp ook best, dat er tal van kleinere zaken zijn, die voorzie ning behoevende, afgedaan moeten worden, maar zoolang de grond slagen van ons leger niet in orde zijn, wil ik dat het leger bestuur voor niets anders oor en oog heeft. Zoolang de vier- maanders bestaan, die de beste elementen voor kadervorming laten ontsnappen en tevens de oefening van den troep vergif tigen zoolang het kadervraagstuk niet, zij 't dan ook eeniger-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 595