- 1269 onderofficieren te vergunnen buiten dienst burgerkleeding té dragen, doch schijnt het niet aan te gaan om in zake onderscheid te maken tusschen gehuwde en ongehuwde onderofficieren. Bij een doorloopende vergunning om buiten dienst burgerkleeding te dragen, voorziet het blad noodlottige gevolgen voor de in de kazerne wonende onderofficieren, vooral -wanneer zij in donker door de gangen der kazernes naar hun kamer gaan. Zij zouden dan wellicht blootge steld zijn aan aanvallen en beleedigingen van slechte elementen, die helaas in het leger hoe langer hoe meer toenemen. Yerder zou voor kleine garnizoenen, waar ieder elkaar kent, het na deel bestaan dat de mindere militairen gerechtigd zouden zijn onder officieren op straat onopgemerkt voorbij te gaan. Om geschillen bij het reizen in burgerkleeding te voorkomen, zouden de onderofficieren tweede klasse moeten reizen. Yerder werden tegen een algemeene vergunning bezwaren van finan- tieelen aard geopperd, omdat de onderofficieren zich te veel offers zouden moeten getroosten om burgerkleeding aan te schaffen en te onderhouden. Aan het einde van zijn artikel beveelt schrijver aan, den onderof ficier het dragen van burgerkleeding toe te staan van Zaterdagavond tot Maandagmorgen en voorts op feestdagen. Daarvoor zou de klee ding, die elk onderofficier van vóór zijn indiensttreden bezit, voldoende zijn, en het onderhoud zou ook belangrijk minder eisehen dan bij een algemeene vergunning. Heel logisch schijnt ons zulks echter niet, daar toch de door schrijver aangehaalde gevaren voor de krijgstucht en nadeelige gevolgen voor de beurs der onderofficieren hierdoor wel verminderd, maar geenszins, en vooral niet wat betreft het eerste, uit den weg zijn geruimd. Daar men echter al het mogelijke in het werk stelt om den manschappen eene vrijwillige dienstverbintenis zoo aanlokkelijk mogelijk te maken, zal wel aan de algemeene wenschen der onderofficieren worden tegemoet gekomen. Mil. Wochenbl. 117—1908. Frankrijk. Tttmf eesten. Welke waarde de militaire overheid hecht aan het streven van de turn wereld tot verhooging van de weerkracht der natie, blijkt wel uit het feit, dat de Minister van Oorlog het 34ste groote turnfeest in Troyes kortgeleden in persoon presideerde en er eene redevoering hield over „le culte du drapeau". In een tweede rede aan het einde van het feestmaal deelde hij mede, dat een bij de Kamer ingediend wetsontwerp betreffende de voorbereiding voor den militairen dienst, nog meer voor- deelen in het vooruitzicht stelt voor jongelieden die een getuigschrift kunnen overleggen voor geoefendheid in den militairen wapenhandel. Ook deelde hij mede, dat de commissie, die is ingesteld om eene behoor lijke samenwerking der turnvereenigingen in 't belang van het leger tot stand te brengen, nagenoeg klaar is met hare beraadslagingen. De jeugdorganisaties hebben, dank zij het groote aantal turn-, schiet-, rij en andere vereenigingen, een nuttige uitwerking bereikt. (Mil. Wochenblatt No. 78).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 629