1275 Engeland. Het Territoriale Leger. „De tegenstanders van het territoriale leger" schrijft de Times „zijn niet in staat geweest instede van het gewraakte plan dezer krijgsmacht iets beters in de plaats voor te stellen, dat met gelijke kosten op den grondslag van vrijwillige dienstneming ware te bereiken. De Territorial and Reserve Forces Act is thans wet geworden en behoort daarom niet alleen met alle kracht gesteund te worden door de betrekkelijke auto riteiten, maar op alle kringen der bevolking rust de vaderlandslievende plicbt het groote werk te helpen bevorderen tot welks welslagen alle grondvereischten aanwezig zijn." Deze regels werden niet alleen geschreven met het oog op de in de kringen van het leger zelf veelvuldig uitgeoefende ongunstige kritiek over de nieuwe bepalingen omtrent de territoriale strijdkrachten, maar ook met het oog op den afkeer van menig groot werkgever om zijne on dergeschikten en werklieden, zonder korting op hun tractement en werkloon, den voor de oefeningen noodigen tijd vrij te geven, wat natuurlijk op de werving een grooten invloed heeft. (Mil. Wochenblatt No. 97). Engeland. Zorg' voor Gepasporteerde Militairen. De United Service Gazette No 3940 pleit naar aanleiding van het ontslag van gepensionneerden bij de artilleriebureau's, warm in het belang van de gepasporteerde soldaten, in wier belang steeds nog zeer weinig wordt gedaan. Deze nalatigheid oefent natuurlijk een slechten invloed uit op de werving, want hoewel menig jongmensch niet zoover doordenkt, dat hij zich bekommert om zijn bestaan, dat hem wacht na afloop van zijn diensttijd, dan zijn toch ouders en voogden verstandig genoeg de omstandigheden te overwegen, die de gepasporteerde soldaat in het vooruitzicht heeft en den jongen man af te houden van een dienstnemen bij het leger. De vele oude soldaten, die geen betrekking kunnen vinden, moeten noodzakelijk het bedenkelijke vooroordeel tegen den militairen dienst nog versterken. Het is een groot ongeluk voor het land, dat duizenden lieden die den staat voor een gering loon hebben gediend, meerma len bloed en leven voor het welzijn en de eer van het land hebben veil gehad, jaarlijks op straat worden gezet met het vooruitzicht na korten of langen tijd in de werkhuizen te moeten belanden, ofschoon zij nog in de kracht van huu leven zijn. De gedachte om de soldaten een ambacht te leeren is op zichzelf heel goed, maar in de praktijk van geen waarde, omdat een persoon, die in den militairen dienst in zijn vrije uren een handwerk heeft geleerd, beslist niet datgene kan leveren, wat een handwerksman van beroep kan en tengevolge daarvan bij de overvulde markt toch geen werk zal vinden. De soldaat heeft het recht, steun en hulp van den staat te eischen. Daarom behoorde er vooreerst voor gezorgd te worden, dat niemand in staatsdienst wordt aangesteld, alvorens zij die het land bij het leger of de vloot hebben gediend, daariu eene betrekking hebben gevonden. (Mil. Wochenblatt No. 97).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 635