1282
Oostenrijh-Hongarije.
Machinegeweren bij de Infanterie en Cavalerie.
Volgens het reglement voor de infanterie-machinegeweer-afdeelingen is
de normaal opstelling de gesloten linie, waarbij de geweren met 3 M.
tussehenruimte naast elkaar staanin de vuurlinie bedraagt de tusschen-
ruimte, indien niets anders bevolen wordt, 20 M.in de marschcolonne volgt
het eene geweer op 2 M. afstand op het andere colonne lengte 80 M.
Bij gevechtsmarschen worden de machinegeweer-afdeelingen in den regel
bij het gros der veiligheidstroepen ingedeeld, om zoodoende het weerstands
vermogen der veiligheidstroepen te verhoogen, terwijl de commandant der
afdeeling zich ophoudt bij den commandant van het troependeel, waaraan
de afdeeling is toegevoegd. Het innemen eener vuurstelling moet zoo
mogelijk gedekt geschieden en moet er vooral op gelet worden de opstelling
niet te eng te nemen.
Noodzakelijk is het nauwkeurig zoeken van afstand en opzet. Het schieten
over troepen mag slechts geschieden wanneer do schootsverheid minstens
800 M. is en de troepen waar overheen gevuurd wordt, op minstens 300
M. van de vuurstelling verwijderd zijn, echter onder beding dit zich op
korteren afstand geen gunstiger, hooger gelegen vuurstellingen bevinden,
die het schieten over eigen troepen toelaten.
Uitdrukkelijk wordt er op gewezen dat machinegeweren slechts in
gunstige momenten gebezigd moeten worden en niet geschikt zijn voor
langere vuurgevechten. Als zulke momenten worden aangegeven
1. Bij den aanval.
De inwerking op vleugels en flanken; het beschieten van het hoofd
aanvalspunt.
2. Bij de verdediging.
Versterking van bedreisde punten, beletten van omvattingen, afslaan
van den stormaanval of medewerken bij den tegenaanvalhierbij worden
de machinegeweren meestal onmiddellijk in de tirailleurlinie geplaatst;
om het weerstandsvermogen te verhoogen en goede uitwerking mogelijk
te maken, zijn de geweren voorzien van schilden. Wat aangaat de
munitieaanvuiling is bepaald dat alle 5 tot een geweer behoorende
munitie-draagdieren in het gevecht volgen, zoodat per geweer circa 10000
patronen reeds dadelijk bij het begin van het ge'echt aanwezig zijn.
In het teglement voor de machinegeweer-afdeelingen bij de cavalerie
zijn de voorschriften voor de gesloten linie en de vuurlinie dezelfde als
bij de infanterie In de marschcolonne volgen de geweren, waarvan de
paarden tot op 1 pas opsluiten, elkaar op 1 pas afstand; colonnelengte
120 M. De vroeger in de oorlogsorganisatie bij de grootere cavalerie-
korpsen ingedeelde Jagerafdeelingen, worden door de machinegeweer-
afdeelingen vervangen. Indeeling der afdeeling en plaats van den com
mandant als bij de infanterie
De voornaamste opdrachten in het gevecht zijn: 1. Deelname aan het
vuurgevecht te voet; 2. medewerking bij het ruitergevechthet beschieten
der vijandelijke cavalerie vóór het samentreffen met het eigen gros;
3. Bij toevoeging aan de vooruitgeschoven verkenningsdetachementen
en afdeelingen zal het weerstandsvermogen hiervan verhoogd worden
snelheid in beweging en hande'en, om verrassend een vernietigende vuur-
uitwerking te ontwikkelen, is een veroischte.