Van Vreemde Legers» Zweden. Nieuwe Instructie voor den Commandant van de Vesting „Boden." Ingevolge Koninkl. Besluit voert de Commandant van de Vesting „Boden", die onmiddellijk onder den koning staat het opperbevel over de in de vesting en haar verdedigingsgebied in garnizoen liggende troepen, staven en afdeelingen zoomede over het personeel, dat de aldaar opgesla gen voorraden en voor de landsverdediging bestemde materialen beheert. Als troepenbevelhebber heeft hij over het algemeen dezelfde instructie als geldt voor de Divisie-Commandanten. De voor de verdediging van „Boden" en de bevestiging van Norrbotten door den Vesting-Commandant te ontwerpen voorstellen moeten, vóór de aanbieding ter goedkeuring aan den Koning, eerst ter kennisse worden gebracht van de 6de Afdeeling van het Legerdepartement. De aan den Vesting-Commandant toege voegde Chef van den Staf doet onder zijn toezicht de loopende zaken, maakt hem opmerkzaam op gebreken in de verdedigingswerken, stelt verbeteringen voor, regelt den wachtdienst en oefent toezicht uit op den politiedienst in het verdedigingsgebied der vesting. De Artillerie-Comman dant staat eveneens rechtstreeks onder den V. C. Ilij is belast met den artilleriedienst, heeft het toezicht over het geschut, voorraden en werk plaatsen en is verplicht noodig voorkomende veranderingen voor te stel len. Alle op de verdediging van „Boden" betrekking hebbende plannen, de verdedigingsspheer van het geschut, de toestand van het terrein om de vesting, alsook alle plaatselijke omstandigheden, die op de verdedi ging eenigen invloed kunnen uitoefenen, moeten hem nauwkeurig bekend zijn. Voor den eerstaanwezenden Genieofficier gelden overeenkomstige voorschriften. Behalve de bovengenoemde officieren met hunne adjudan ten behooren ook nog: 1 intendant der vesting, 1 garnizoensprediker, 1 auditeur militair, 1 garnizoensdokter en 1 garnizoenspaardenarts tot den staf van den Vesting-Commandant van „Boden"; voor deze zijn eveneens nieuwe instructies vastgesteld. M. W. No. 48. Rusland. De Voltooiing: van den Amoer-Spoorweg wordt door de commissies uit de Doema voor landsverdediging, voor verkeerswezen en de begrooting op de door de regeering voorgestelde wijze met groote meerderheid van stemmen aan de volksvertegenwoordi ging aanbevolen. De twee eerste commissies, die daartoe het meest be voegd zijn, zijn het ook eens over het tracé en sluiten zich aan bij de regeering, waar deze van oordeel is dat het Oostelijke stuk van de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 79