85 opeischt, kan men toch. niet enkel en uitsluitend middels de koloniale infanterie beletten dat Japan of de Vereenigde Staten of het Australisch Gemeenebest hunne troepen op Java ontschepen. Wat zou er op den dag, waarop het een dezer machten geviel de andere voor te zijn, van het equatoriale Nederland worden En wat zou er van Nederland zon der koloniën worden? „Het is vreemd dat een volk, zorijk aan ervaring, zoo eng en zoo kort van blik kan zijn. Speculant in zijn hart, kan het dat volk niet schelen fabelachtige sommen met speculeeren te verliezen. Maar als er een uit hun midden opstaat, die hun voorstelt om door een betrekkelijk kleine leening van 200 millioen gulden in eens, de gevaren van een volstrekt niet denkbeeldigen inval af te wenden, welke bejegening zou die eene te beurt vallen Aan waarschuwingen ontbreekt het Nederland niet; het heeft slechts zijne kronieken op te slaan en aan enkele heden- daagsche gebeurtenissen aandacht te schenken. Nederlandsch Indië is zonder kustverdediging. Om er een te krijgen, zijn offers noodig, doch dit voorstel lacht den zorgeloozen in het moederland niet toe. Zij geven er de voorkeur aan zich slaafs te geven aan de sleur „Droevig verval eener heerschappij, die vele uren van roem heeft gekend! Afstand doende van alle fierheid schijnt Nederland bevreesd te zijn voor elko toekomst!" Merkwaardig gelijktijdig zag in de Java Bode een artikel het licht overJan Saliegeest en pericülum in moraover het te kort aan ambte naren voor den Indischen dienst en over de woorden van Minister Idenburg: „Er is in dezen in ons land werkelijk een Jan Saliegeest.'' Terwijl de Tweede Kamer veel praat en weinig doet in het belang van een frisschen stroom van Nederlandsche jongelui naar de koloniën, weer naar lapmiddeltjes uitziet, en aan een reeds meermalen aanbevolen middel, nam. een algemeene akademie voor den Indischen Dienst geen aandacht schenkt, ontstaat hier in Indië een geleidelijk meer opgewekt leven, een vraag naar mondigheid en een groeiende belang stelling in het wel en wee dezer kolonie, die ten duidelijkste blijk geeft, dat een andere koers moet worden gekozen. Schrijver vraagt: Wanneer toch zal Nederland het kategoriseh impe ratief eindelijk erkennen, dat zoolang Indië zijn eigen rechtstreeksch landsbestuur niet heeft, het zich niet snel en naar behooren ontwikkelen kan en achter en achterlijk blijft". Wat zien we om ons heen." Schier overal zelfbesturende rijken. „Is het wonder dat Indië achter blijft?" „Wij zijn verbaasd over de blijkbaar ongeneeslijke kortzichtigheid der Nederlandsche Kegeering, die voor een goed bestuur van het kleine Ne derland de medewerking van 150 volksvertegenwoordigers onontbeer lijk acht en het onmetelijke Indische Kijk zonder eenige medewerking meent te kunnen bestieren. 1) Beter achten wij het daarom, allen volgens hetzelfde recept te dokteren, onder de vleugelen te stellen van dezelfde Alma Mater. Aller studiekosten uit eigen beurs, goed, aller studiekosten voor straatsrekening, ook goed, beter nog misschien, maar in geen geval onderscheid, tcnzjj dan voor de in Indië geboren studenten, die recht hebben op vrijen overtocht. Gelijke studie, geljjke eischen, gelijke vooruitzichten gelijk, dienstverband. Geen onderscheid, geen beurzen, geen toelagen geen Breda èn Kampen, maar één enkel civiel Breda. (Java Bode).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 103