87
de kenmerken dragen eener objectieve behandeling dezer quastie. Be
denkingen welke bij het lezen dier beschouwingen hier en daar opdoken
tegen sommige gevolgtrekkingen, welke niet dadelijk geheel verantwooid
schenen, vond men voor het overgroote gedeelte bij verdere lezing door
den schrijver zelf ter sprake gebracht en weerlegd.
Juist omdat het hier gaat om de beoordeeling van de persoonlijke
houding van den Prins-Stadhouder, is het echter dubbel te betreuren, dat
de door dezen met het hof van St. James tusschen den 2en en 7en
Februari 1795 gevoerde correspondentie ontoegankelijk is gebleven, al
kan die gedachtenwisseling op zich zelf niet van invloed zijn op de
beantwoording der vraag of Willem I tot het geven der veelbesproken
lastbrieven formeel bevoegd was en zich daartoe overigens in verband
met de formuleering der van Engelsche zijde voor de teruggave der
koloniën gegeven garantie, voldoende verantwoord mocht achten.
Duidelijk doet de schrijver verder uitkomen, dat, mogen ook al die
lastbrieven de plannen der Engelschen in de hand gewerkt hebben,de
oorzaak dat Ceilon bij den vrede van Amiëns voor ons verloren ging,
elders is te zoeken, n.l. in de kleinmoedigheid van de Hollanders dier
dagen die naast de kracht om te doen wat de plicht ten aanzien
va°n de weerbaarheid der overzeesche bezittingen gebood,
ook den moed en de energie misten om ten minste de middelen welke
hun in ongunstige omstandigheden ten dienste stonden tot hun recht
te doen komen. Met het oog hierop blijft de twijfel gerechtvaardigd, of
zonder de gewraakte lastbrieven Holland er in 1802 wel noemenswaard
beter zou hebben voorgestaan.
Ten zeerste verdient te worden ter harte genomen de door den schrijver
aan het slot van zijn lezenswaard boek uit het verlies in het verleden
getrokken les voor het heden.
Het lijkt er op het oogenblik nog niet naar, dat we veel hebben
geleerd en zoolang de leden van de Tweede -Kamer partijbelang stellen
boven algemeen belang, zullen we nog heel wat lessen noodig hebben.
Mogen enkele aanhalingen onze lezers opwekken met het boek eens
van meer nabij kennis te maken, 't Is een kloek stuk werk in deze tijden
van verslappend nationaliteitsgevoel bij ons Nederlanders, de droomers
en suffers eens wakker te schudden.
Nogmaals met allen aandrang bevelen we de lezing bij ieder recht
geaard Nederlander ten sterkste aan.
Evenwel waar wij, Nederlanders, in deze bij het verlies van Ceilon
(welhaast gevolgd door dat van de Kaap, van Demerary, Essequebo en
Berbice) een schuldige zoeken, hebben wij vóór alles te letten op eigen
tekortkoming, op den balk in eigen oog, op de flauwheid en lauwheid, die
zich geuit hebben in de handelingen van bijna alle personen, die in dit
tijdperk ten tooneele getreden zijn. Er was gebrek aan het zichzelf
durven zijn bij ieder en bij allen, bij de enkelingen en bij het geheel.
Opgeblazen woorden in overvloed, bij volslagen gemis aan flinkheid van
handelen. Wie zich zoo afhankelijk maakt van anderen als de Yereenigde
Nederlanden en de Bataafsche Kepubliek in dit tijdperk geweest zijn,
wie zijn eenige kracht zoekt in steun en hulp van grooteren, maakt zich
tot speelbal van de machtigen en verdient hun tot speelbal te worden.
Dat is de les die te putten ware uit het verlies van Ceilon, van de
Kaap, van onze bezittingen in Zuid Amerika, die ook nadien ons nog is