103 En daarom meenen ivij te moeten herhalen »Een eilandenrijk wordt verdedigd in de eerste plaats door een vloot met versterkte steunpunten aan de kust en gesteund door een veldleger". Welnu éérst die vloot, dan een veldleger dat zonder zijn kracht tegen den I. V. te verliezen, te land indirect die vloot in haar actie steunen kan. En als dan, na jaren en jaren, Insulinde een kroonkolonie geworden is met financieele zelfstandigheid, een open binnen en achterland, er partij getrokken wordt van de enorme rijkdommen ten bate van Indië zelf, als dan een getallenverhouding van Europeanen tot inlanders een geheel an dere geworden is, als ook de inlander heeft geleerd en ondervonden dat onze en zijn belangen dezelfde zijn, danja dan misschien mogen wij een speciaal B. V. leger gaan verlangen. Maar dan is tevens de noodzakelijkheid van een I. V. leger tot een frac tie van de tegenwoordige teruggebracht. Maar hoe lang nog? Oud krijgsscholier. Dit laatste gedeelte is uit een meer bezonken artikel van 30 December en omvat een betoog, waarvoor ook wij veel voelen. Waren deze arti kelen niet voortgekomen uit een gemoed bitter vergiftigd door andere invloeden (we lieten persoonlijke aanvallen weg) maar geschreven na gezette ernstige studie, zooals van een echt „oud krijgsscholier" mag verwacht worden, we zouden eene waardevolle bijdrage hebben gekregen over de organisatie van onze levende strijdkrachten. We hebben nu „veel woorden en weinig zin". Mogen we er tevens aan herinnerendat de Infantei-ie nog altijd geen tactische voorschriften heeft voor den strijd tegen den I. V. Met de sa menstelling van deze en van een rationeel oefenplan zal oud krijgsscho- liereen deugdelijk werk verrichten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 121