Blainse kleeding.
110
6e alinea) Art. 144 I. D. slaat op de tenue in dienst, zoodat thans een
adj. onderofficier in het blauw en zonder sabel geen handschoenen behoeft
te dragen).
Arr. 147 handelt over de tenue buiten dienst en is dus niet in strijd
met art. 144. Red.
'k Herinner me nog, dat enkele jaren geleden in het I. M. T. een zeer
geleerde berekening stond, hoeveel volumen water er eigenlijk wel in
een kapotjas gingen 't was, meen ik, juist in den tijd, toen ieder niet-
militair zich een waterdichte regenjas aanschafte. Nu heb ik van al
die geleerde becijferingen geen verstand; daarom doe ik een beroep op
de cijferkunstige lezers van het I M. T. om eens uit te pluizen, hoeveel
blauwe verf er méér in een mengsel gedaan moet worden, om de blauw-
katoenen jassen en broeken, welke thans verstrekt worden, een eenigs-
zins dragelijk blauwe kleur te doen houden. Ze zijn n. 1. in minimum
tijd te vies van kleur, om zich er in te vertoonen.
Wij raden den inzender aan zich met deze vraag tot een fabriek
van verfstoffen te wenden
Red.
Vraag.
Bestaat er eenig verband tusschen een bepaald uur van den dag en
de uniform, waarin een officier gekleed moet zijn?
Deze vraag wordt gesteld naar aanleiding van een in de dagbladen
voorkomend bericht, dat de legercommandant bij A. O. bepaald zou heb
ben, dat na 5 uur 's avonds [dus meestal buiten dienst] het witte schoeisel
niet bij de witte uniform gedragen mag worden en vóór genoemd uur
[dus meestal in dienst] wèl.
Antwoord.
Ja, evengoed als in de burgermaatschappij avondtoiletten, eveningdress
etc. zijn.
Het is geen gebruik, wil men 's avonds gelcleed rekenen, om wit schoeisel
te dragen. Nude gekleede a t ti la is vervallen, moet wel aan de o n ge
kleed e toetoe p jas iets worden toegevoegd om ten minste aan dat klee-
dingstuk voor uitgaan eenig relief te geven.
Het is hier een kwestie van smaak en vormen anders niet.
Vraag.
Welke bezwaren bestaan er tegen het aanbrengen van een paar
sporen aan de witte schoenen, terwijl dit aan de zwarte wel geschiedt?
(Zie hetzelfde bericht voor wat betreft bereden officieren).
Antivoord.
Geene.
De traditie wil, dat sporen gedragen worden aan schoeisel waarmede
werkelijk wordt of kan worden gereden, d. i. tot nu toe leeren schoeisel.
De witte schoen is een wandelschoeisel, anders niet.
Beter ware het in wandel- en visitekleeding nimmer sporen te laten
dragen, alleen bij die kleeding in welke de drager geacht kan worden
zijne bereden diensten te moeten uitvoeren.