130
zelfde wijze geseind; met elk der armen of seinvlaggen kunnen
5 standen worden aangenomen, namelijk
1 omhoog
2 schuin omhoog
3 zijwaarts
4 schuin omlaag
0 omlaag 1).
De rij waarin een letter voorkomt wordt aangegeven
door den gemerkten arm in den overeenkomstigen stand te
brengen, de kolom op overeenkomstige wijze en gelijktijdig dooi
den ongemerkten arm. De ongenummerde rij en kolom wor
den door den stand „o." aangeduid. In de houding „rust" zijn
beide armen of vlaggen in den stand o.
Om aan te geven dat men seinen wil wordt het oproepings-
sein gegeven door beide armen of vlaggen zijwaarts omhoog en
weer omlaag te brengen en deze beweging te herhalen tot dit
sein op dezelfde wijze beantwoord wordt.
Daana wordt de letter G geseind om den gemerkten arm aan
te duiden.
Het seinen van cijfers en leesteekens werd reeds bespro
ken.
Na ieder woord of getal geeft de seiner het teeken „einde
woord" door met den gemerkten arm één zwaai op en neer
te doen.
Daarna seint de ontvanger C op R terug om aan te geven
of het woord of getal al dan niet begrepen is.
Aan het einde van het bericht wordt het teeken „einde be
richt" gegeven door met beide armen of vlaggen één zwaai op
en neer te doen.
De letters of cijfers worden achter elkaar geseind zonder dat
daartusschen de houding van „rust" wordt aangenomen.
Bij het seinen met de middelen onder le, 2e en 3e genoemd,
herhaalt de ontvanger letter voor letter de geseinde teekens.
Bij gebruik der seinvlaggen treedt de 6 hoekige steeds in
de plaats van den gemerkten arm.
1) Wordt met vlaggen in een andere dan de staande houding geseind, dan worden
deze in den stand „o" plat op den grond gelegd.