147 het vorenstaande moge echter reeds blijken dat er gegronde vrees mag bestaan voor eene onvolledige voorbereiding, waar door de in te voeren reorganisatie weinig met de belangen der burgerij zou kunnen strooken. Immers zooals de zaak thans voor ons ligt lijkt het alsof met de eischen der praktijk niet de minste rekening werd gehouden. Er is niets van bekend dat de natuurlijke vertegenwoordigers der burgerij, (speciaal in deze aan gelegenheid), dat zijn de Officieren der Schutterijen, in de reorga nisatie eenig aandeel hebben gehad. Dat zij wellicht voorde aan de Schutterijen toegedachte taak niet geheel berekend zijn, ik ben de laatste om dit te beweren, maar het is ook hun schuld niet. Zij hebben in de laatste jaren vrijwel geisoleerd gestaan. Maar als er dan toch geen sprake is van afschaffing dan zijn er toch wel onder hen te vinden die gewapend met rijke ervaring weten welke verhouding de schutterij in de maat schappij zal kunnen innemen. En men twijfele niet of er zal van hen loyale medewerking kunnen verkregen worden, want het is eene zaak van gewichtig algemeen belang als wij straks voor eene reorganisatie komen te staan, die niet uit het oog van den vakman, i. c. de oudere schutterij-officieren en zelfs tot oordeelen bevoegde minderen werd bezien. En nu wij volgens den Minister spoedig eene verandering tegemoet kunnen zien, wat kan er dan tegen zijn dat eene commissie van Officieren, c. q. ook minderen, in elk der hoofd plaatsen het ontwerp eens te zien kreeg. Dan ware al hun ne kennis en ervaring daarin neer te leggen en men zou dan de grens van het mogelijke hebben bereikt. Ik heb niet gerept van administratieve regelingen, die zeker ook aan de orde zouden zijn. Dit zou mij alweder te ver voeren, evenals de onrechtvaardige maatstaf van vrijstellingen en tal van andere zaken. Ik heb het geacht mijn plicht te zijn te spreken nu het wellicht nog tijd is. Als de reorganisatie er eenmaal is dan zitten wij er wederom voor jaren aan vast en de geschiedenis heeft ons geleerd hoe lang het kan duren alvorens eene ver andering is tot stand te brengen. De heer Ter Laan heeft in dezelfde zitting der 2e Kamer de mindere schietvaardigheid der Schutterij ter sprake gebracht X. M. T. 1909. 10

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 165