151 Amboineesche breedsprakigheid, of Javaansche ootmoed kwamen veel- maals de eigenaars hun wapen voor onderzoek aanbieden, en de ge breken vermelden; of wel dringend verzoeken, of er toch niets aan veranderd behoefde te worden. Uren lang zaten manschappen in een zonnetje vrijwillig te wachten, tot hun eigen karabijn of geweer aan de beurt was, en kameraden van wachthebbenden verzochten het schijf beeld van karabijn die-en-die te mogen meenemen. Die beweerde onverschillig heid is dus niet zoo beslist algemeen. De wijze, waarop een geweer waaraan men twijfelde moest worden gecontroleerd, was niettemin voorheen zeer gunstig voor het kweeken van onverschilligheid. Een paar schoten door een willekeurig scherpschutter, of wel als nog meer afdoend beschouwdde fourier met het wapen naar het geweermakers atelier met de bloote mededeeling „dat het slecht schiet". Aldaar in commissie een veelal niet-technisch onderlegd officier van wapening, en een artillerist-werkman, die in geen jaren soms een schot gelost heeft, en in wiens gedachtengang dat samenstel van hout en staal volstrekt niet in de eerste plaats een projectiel-wegdrijvend instrument behoeft te zijn- Na een week kwam het geweer terug, met de mededeeling dat het nu goed was: de haanpal was overgehard of eenige andere herstelling a raison van zooveel centen verricht, welke evenveel invloed ten goede had uitgeoefend, alsof men een koranspreuk met krijt op de lade getee- kend had. Het behoeft niet gezegd te worden, dat in deze niet gegeneraliseerd wordt. Een officier van wapening, die wel op de hoogte is, een paar goede schutters, en een secuur werkend geweermaker zijn zeer goed in staat zonder verdere hulp van opgeleide bokschutters de dracht van een geweer te regelendoch grooter zekerheid wordt verkregen, wanneer per bataljon of detachement eenige schutters aanwezig zijn, wier schot met overtuiging aantoont, wat een geweer is, en wat er mee te be reiken valt. Hiertoe moet de opleiding van bokschutters leiden. Zij dienen te zijn. de beste schutters, hunne uitkomsten onbetwistbaar binnen zekere grenzen de compagnieën daarnaast dienen van dit controlemiddel gebruik te maken, zoovaak er twijfel rijst aan de schietvaardigheid van een geweer; rie officier van wapening tenslotte benut hun schieten om elk geweer dat na belangrijke herstelling de werkplaats verlaat, tevoren met enkele schoten te doen beproeven. In een artikel van den Directeur der Ge- weermakersschool in het I.M.T. werd gewezen op het teveel inschieten, op de te hoog opgevoerde eischen. Hierin is veel waars. Doch dat somwijlen overdrijving plaats heeft, dat excessen naar de andere zijde aan een geweer meer nadeel toebrengen, dan wanneer het in oorspron- kelijken toestand ware gelaten, is geen bewijs, dat het stelsel van inschieten niet deugt. Ook mij zijn plaatsen bekend, waar men tot honderd-vier- en-tachtig patronen gebruikte om de korrel te laten dalen en rijzen, en wandelen naar rechts en links, tot tenslotte in arren moede er een eind aan werd gemaakt. Yan een ander garnizoen waar gemiddeld vijftig patronen gebezigd waren, kwamen de geweren voor onderzoek op Meester-Cornelis, en bleken van de twintig er veertien het M.T. meer dan acht centimeters van het juiste punt verwijderd te hebben. Dit zijn bewijzen van onvoldoende geoefendheid van de bewuste schutters, ofwel onjuiste verplaatsing door den geweermaker, van welke oorzaken

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 169