155 geschoten, üit een en ander heeft de praktijk tot de volgende conclu sies geleid. lo. Het eerste schot uit een geweer dat met vet is ingesmeerd oi met water doorgespoeld is onbetrouwbaar. Van de 170 waarnemingen viel het 51 maal normaal, 72 maal te hoog, 24 maal te laag, 9 maal uitsluitend links en 11 maal uitsluitend rechts buiten den bundel; in sommige gevallen zelfs tot 19 cM. op 50 meters afstand. Het verdient daarom aanbeveling bij prijsschieten en bij beoordeeling van een vuur wapen, dit schot niet te tellen. 2o. Indien door het aanwezig aantal goede bokschutters de gelegenheid daartoe bestaat, wordt de serie voor een te beproeven geweer door meerdere schutters geschoten. Des te dringerder deze wenschelijkheid, indien de richtmiddelen sporen van afwijking vertoonen. 3o. Korrelwijziging na één geschoten beeld is mogelijk bij uitsluitend zjwaartsche verplaatsing van de vizierkorrelis onbetrouwbaar bij korrel- verlagen; en beslist onzeker bij verhoogen en dus plaatsen van een nieuwe korrel. 4o. Het tweede beeld tot controle bestemd, worde geschoten zooveel mogelijk denzelfden dag; en anders op een tijdstip waarop de toestand van den dampkring niet te veel afwijkt van dien tijdens de eerste be proeving. Voor den officier, die door langdurige oefening gevonden heeft welke factoren hij daarvoor in rekening moet brengen, zijn afwijkende weersomstandigheden minder gevaarljk. 5o. Bj den aanleg van schietbanen en de oefeningen voor de bokschutters zjn de betrokken officieren indachtig, dat groote zijdelingsche afwijking en groote verticale fouten de gevolgen van te krachtige inwerking der zon zijn. 6o. In garnizoenen waar meerdere bataljons te zamen zjn, verdient het overweging alle op te leiden manschappen te vereenigen onder een officier. Het grooter aantal leerlingen maakt zoowel voor deze als voor den instructeur het onderwjs aangenamer; de te kleine klasse belet of bemoeilijkt gymnastiekonderwjs; het voortdurend scherp richten is te inspannend wanneer de beurten te spoedig op elkaar volgen, het bespaart officieren voor de dageljksche diensten, en maakt het verkrjgen van één officier, die met lust en geschiktheid deze opleiding aanvaardt, waar- schjnljker. 6o. Samenwerking van de compagniescommandanten, den officier van wapening en den instructeur der bokschutters is dringend noodig, om het door den chef van het wapen beoogde doel te bereiken, namelijk controle over den toestand van het geweer als schietwapen. Mocht het in de komende jaren gelukken, een weg te vinden om den soldaat bj indiensttreden een geweer te geven, dat het zjne bl ij ft gedu rende zijn geheelen diensttjd, dan zal deze maatregel de toejuiching van vele officieren verwerven. Nog sterker zal dau het nut van goede be- proevingssehutters gevoeld worden, die helpen den man het wapen te leeren kennen, waarvan men eerst nu verwachten kan, dat het een trouwe makker in zjn oog zal zijn. Ten slotte eene aangelegenheid slechts indirect met bovenstaand onder werp verband houdende. Nu in de laatste jaren de overtuiging doorgebroken is, dat de infanterie meer gebaat is met een door sport getraind lichaam en met vaardigheid

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 173