Uesiingarliilerie. 180 Diet elk adspirant voor H. K. S. door zuivere liefde voor de wetenschap naar deze inrichting wordt gedreven. En waar nu veel vrijheid voor eigen studie wordt gelaten, zou daar eene verstandige controle om waar borgen te verkrijgen, dat van deze vrijheid een nuttig gebruik wordt gemaakt, misplaatst zijn? Waar voor de leerlingen der H. K. S. minstens evenveel vrijheid wordt verlangd als voor studenten aan Universiteiten, daar wordt uit 't oog verloren, dat de eersten verplichtingen hebben tegenover den Staat, die hen in de gelegenheid stelt niet alleen kosteloos, doch zelfs in 't genot van tractement meerdere kundigheden op te doen, en daarom waarborgen mag eischen, dat de voor dit doel uitgegeven gelden ook zoo hoog mogelijke rente afwerpen. Wil men nu met enkele woorden het beginsel kenschetsen, dat uit de jongste maatregelen ten aanzien van 't onderwijs aan de H. K. S. spreekt, dan zou dit kunnen zijn als volgt: Eenerzijds het schenken van meerdere vrijheid voor zelfstandig werken, doch anderzijds eene verstandige controle die het den leeraren mogelijk maakt na te gaan of de door hen met de leerlingen behandelde onderwerpen behoorlijk zijn verwerkt en van de gelegenheid tot vrije studie een nuttig gebruik is gemaakt. Met de boven gegeven toelichting omtrent de wijze, waarop de Directeur zich voorstelt deze controle te doen uitoefenen, zal men bezwaarlijk van een reactionnair optreden kunnen spreken. Ik hoop dan ook, dat deze uiteenzetting voldoende zal zijn om wellicht door't hier besproken artikel verontruste gemoederen gerust te stellen en de overtuiging te schenken, dat niemand tegen eene detacheering aan de H. K. S. behoeft op te zien uit vrees voor eene behandeling als een leerling van de H. B. S. of het gymnasium. Onze lezers zullen wel gelezen hebben, hoe den 18en Januari de vestingartillerie te Batavia protesteerde tegen volgens hare meening minder goed eten, door het aanplakken van de bekende plakkaten met „Hongersnood bij de vestingartillerie; leve de werving!!" De Locomotief geeft naar aanleiding van die anti-krijgstuchtelijke handeling eene beschouwing, waaraan wij het volgende ontleenen „De officieren der artillerie zijn te weinig bekend met de behoeften van den soldaat; alle officieren van dat wapen zijn van de Militaire Academie afkomstig en hebben op die inrichting veel gestudeerd, doch het soldatenleven leerde men daar nimmer kennen. Bij de infanterie daarentegen heeft men officieren uit den troep voort gekomen, die de anderen als leermeesters in de verzorging van den soldaat voorgaan. Men negeere dit niet en hale geen voorbeelden aan van de cavalerie en genie-troepen waarbij bijna uitsluitend ook academie-officieren zijn, neen, ook daar zijn het de z. g. „troupiers" geweest, die den an deren leerden, maar daar heeft men geleerd en is men het niet verleerd. Het geheele geval bewijst ons, dat het noodzakelijk is dat men eens minder den bol opvulde met logarithmen, den tijd niet zoek maakte met het vinden van piketpaaltjes etcen meer aan de stoffelijke be langen van den soldaat dacht. Laat men eens een voorbeeld nemen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 198