heeft uitgevoerd en nog uitvoert, en die de voorstanders ook
meenen te kunnen toepassen op een B. V.
Daargelaten, dat met dergelijke middelen, hoe goed ook voor
gepraat, nog nooit een vijand een beslissende slag is toege
bracht, is de vergelijking ten eenenmale onjuist.
Waaraan toch ontleent de guerilla haar groote kracht.
Aan de medewerking der bevolking.
Een guerilla is niet te denken in een streek waar de bevol
king niet met opoffering van lijf en goed medewerkt.
De groote volksoorlog in de Vendée, de vrijheidsoorlog in
Tyrol, de kleine oorlog in de Vogesen (1870-71) en zoo vele
andere zouden onmogelijk geweest zijn, indien het eigen volk
er niet achter had gestaan.
Zeker is met licht uitgeruste, goed geoefende en stoutmoedige
troepenafieelingen alleen, ook veel te doen, maar het blijft be
perkt tot enkele ondernemingen.
Dan heeft de verbruikte energie aanvulling noodig, zoowel
jn materieelen als moreelen zin, die ze alleen vindt, als de
geheele omgeving medewerkt.
Die hulp kan op alle gebied zijn. Om iets te noemen in
de eerste plaats het geven van inlichtingen aan de eigen troe
pen en het verzwijgen van gegevens voor den vijand. Het
geven van voedsel, kleeding en dak. Hulp voor zieken en ge
wonden. Aanvulling der verzwakte gelederen, kortom alles,
wat volk en landstreek kan geven in het belang der zaak.
Der zaak laat ons liever zeggen van hun zaak.
Hier zijn we aan een andei en belangrijken factor. De zaak
waarom het gaat. De guerilla put haar grootste kracht
uit de toewijding der strijders voor de verdediging van hunne
bedreigde rechten. Het is de natuurstrijd voor behoud van
vrijheid en bezit, die aan de deelgenooten die zeldzame volhar
ding en bezieling geeft, die zoo onmisbaar zijn om den strijd tot
het uiterste vol te houden. Zelfs een hoog plichtsgevoel kan
niet die kracht geven, welke ontleend wordt aan liefde en ge
hechtheid aan geboortegrond, volk, Vorstenhuis en 's lands instel
lingen. Zelfs al kleven aan de laatste groote gebreken, al zou
een Vorst een tyranniek bestuur voeren, dan verkiest de echte
man van het volk dat eigen bestuur nog verre boven een, zij
O