nagekomen stukken, Bet particulier bezit uan den man. Artikel 40 I. D. I. bepaalt in de le alinea aan welke militairen het bezit van eene kist mag worden toegestaan boven de (zoogenaamde) model-kist, die ingevolge artikel 155 in het bezit van ieder militair beneden den rang van adjudant-onderofficier moet zijn. In de praktijk is gebleken, dat deze bepaling niet voldoet en wordt daaraan ook de hand niet gehouden. Eene wijziging van dat artikel komt daarom noodzakelijk voor, zoowel uit een krijgstuchtelijk als uit een billijkheidsoogpunt. •Om het onbillijke van de bepaling te doen uitkomen wijs ik op het navolgende: „Onder de militairen aan wien géén tweede kist mag worden toegestaan, zijn er, die in hun vrijen tijd een ambacht uitoe fenen, als schoen- of kleermaker, horlogemaker, boekbinder, enz. Deze militairen hebben bergruimte noodig voor hunne werktuigen, materialen en voor de ter herstelling .ontvangen voorwerpen. Gelet op de bij het legerbestuur heerschende beginselen om trent onderhouden van vakkennis, moet het beoefenen van een ambacht worden aangemoedigd. Tot welke eigenaardige gevolgen de bepaling leidt, blijkt al mee uit het feit, dat een compagnies-commandant aan een militair wel het bezit van eene naaimachine mag toestaan, maar hem het bezit van eene passende kist tot berging daarvan zou moeten weigeren. Militairen, die zuinig zijn op hunne kleeding, prijs stellen op het bezit van niet model goed (als schoenen, handdoeken, Indische nachtkleeding) hebben aan de model-kist niet genoeg. Dat het reglement in andere gevallen wel rekening houdt met militairen,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 211