208 Wij gaven het middel aan om die mondingsenergie te verhoogen n.l. de ballastmantel. Maar door het meevoeren van den ballast- mantel komen wij weer in botsing met den tweeden eisch, dat elk stuk uit niet meer dan 4 draaglasten mag bestaan, zoonoodig voor het vervoer van schilden enz. nog één last voor een inheemsch draagpaard, omdat de ballastmantel onafwijsbaar een last meer vormt en er 6 draaglasten zullen zijn. Wil men werkelijk aan de gedragen artillerie de grootst mogelijke uitwerking geven, die van de veldartillerie op zijde strevendedan is dit wel een schoon beginsel, doch volkomen in strijd met de later gestelde eischen, die het bereiken van dien wensch volkomen illusoir doen zijn. Wij zouden dan ook de eischen anders gesteld willen zien en voor ons „nieuwe" geschut der gedragen artillerie meer in nieuwen en „modernen" zin, b. v. als volgt 1. als de gestelde. 2. Elk stuk mag uit hoogstens 6 draaglasten bestaan. (Wel zullen dan per batterij van 4 stukken een 6 tal draag- dieren meer zijn dan thans, doch daartegenover staat, dat dan de gedragen artillerie naast de bereden artillerie kan optreden enParis vaut bien une messe! 8. De projectielen zijn als die der veld-artillerie. G. K. schot zoo mogelijk 50 nuttig effect. 4. Het kanon moet een werkzaam G. K. schot hebben tot minstens 5000 M. Wordt aan deze eischen voldaan, dan zal de gedrag en artillerie in de vlakte naast en met de veZd-artillerie kunnen optreden. Het veldleger beschikt dan voor den strijd in de vlakte over 8 in stede van over slechts 4 batterijen. In de voor veldartillerie ontoegankelijke terreinen kan de infanterie ook dan slechts op hetzelfde aantal gedragen batterijen rekenen als bij het voorge stelde berggeschut, n. 1. vier, echter dan met zeer veel grooter ballistisch vermogen en uitwerking. Een overzichtsstaatje, als hiervoor, zal er dan uitzien als volgt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 221