211
In 1890 ging Swart bij bevordering tot Luitenant-Kolonel
over bij den Generalen Staf.
Van midden 1892 tot het midden van 1894 verbleef hij met
verlof in Europa, en werd tijdens dat verlof in Augustus 1893
benoemd tot Ridder der Orde van den Nederlandschen Leeuw.
Bij zijn terugkeer van verlof ging hij, na inmiddels buiten
gewoon bevorderd te zijn tot Kolonel, met de versterkingstroepen
als commandant van het 2e Bataljon naar Lombok, nam deel aan
de verovering van Mataram en Tjakra Negara en bleef bij
terugkeer der troepen naar Java, in December 1894, als militaire
commandant op Lombok achter. Had hij bij de krijgsverrich
tingen zich zoodanig onderscheiden, dat hij tot ridder 3e klasse
in de Militaire Willemsorde werd bevorderd, als militaire com
mandant legde hij met zeer veel tact de grondslagen voor een
geregeld beheer van dat eiland, in dier voege dat al spoedig
tot vermindering en eindelijk tot algeheele intrekking van de
troepenmacht op dat eiland kon worden overgegaan zonder dat
de rust daar verder ooit in eenige beteekenende mate verstoord
geworden is.
In 1895 tot Generaal Majoor opgeklommen, was hij eerst
Commandant in de Ilde Militaire afdeeling op Java, en, van
Augustus 1896, chef van den generalen staf, welke betrekking
hij 3 September 1897 nederlegde, om, bij het vertrek van den
Luitenant-generaal A. J. Vetter, het bevel over het Nederlandsch
Indische Leger op zich te nemen.
De generaal Swart had de eigenschap van meest allen, die
zich door eigen kracht tot een hoog standpunt weten te ver
hellen, van weinig plooibaar te zijn, van anderen dezelfde
plichtsbetrachting te verwachten, die hem zelve eigen was, bij
het ontdekken van tekortkomingen de betrokkenen streng ter
verantwoording te roepen, zijne meening, zooals men zegt,
niet onder stoelen of banken te steken. Die eigenschap heeft
hem, tijdens zijn Legercommando, bij sommigen niet bemind
gemaakt, hem zelfs vijanden verschaft. Als Legercomman
dant heeft Swart zijn naam vereeuwigd door de door hem gelegde
grondslagen voor de verdediging van Nederlandsch Indië tegen
een buitenlandschen vijand. Overtuigd als hij was, dat de Ne-