- 212 derlandsche bezittingen in Oostlndie, althans onder die omstan digheden, die het meest waarschijnlijk waren —tegenover een aanval door een vreemde mogendheid, met onze beschikbare middelen, met kans op succes konden worden verdedigd, over tuigd, dat dit althans beproefd moest worden, deed hij alles, om het leger en de daarbij ingedeelde officieren voor de hun daarbij wachtende taak te bekwamen, alles vooraf zoo te regelen, dat men niet door de omstandigheden zou kunnen worden verrast. Ook hier was hij de man, die voor zijne over tuiging stond, hetgeen hij noodig achtte doorzette, en wanneer het moest niemand ontzag. Hij was in waarheid de bevel hebber, bekwaam zoo noodig alles zelve te ontwerpen; hij be hoefde daarbij niemand's steun. Hij was zoowel de theorie als de praktijk meester, een chef, zooals er weinige gevonden worden. Toch heeft de herinnering aan de weinige medewerking, die hij dikwerf bij belangrijke zaken heeft ondervonden, de vijand schap van velen wier belangen hij had moeten schaden, de twijfel door sommigen aan zijne rechtschapenheid gewekt, zijn rustjaren verbitterd. En nu is hij heengegaan. Degenen, die zijn werk thans kun nen beoordeelen, zullen stellig met den meesten eerbied en de volste waardeering daarvan getuigen. Zijne assche ruste in vrede. H.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 234